1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Héloise et Abélard

12 jan, 2012 Onderdeel van paysages

Column door Adriaan van Dis

De verlaten Seinekades trekken niet alleen dood aan maar ook liefde – hoop en wanhoop wandelen daar samen op. Aan de Quai aux Fleurs op het Île de la Cité moet ik altijd aan beide gemoedstoestanden denken. Ooit zag ik daar een clochard dobberen, niet ver van nummer 9. In dat huis heeft zich een van de mooiste vrijages van Frankrijk afgespeeld. Buitenlandse toeristen lopen vaak aan de gevel voorbij, maar wie opkijkt ziet er twee gebeeldhouwde hoofden : Abélard en Héloïse. Hier troffen ze elkaar in het geheim, bijna negen eeuwen geleden, in de schaduw van de Notre-Dame. Ieder schoolkind kent hun verhaal…

1118 : Pierre Abélard, verbonden aan de kloosterschool van de oer-Notre-Dame, krijgt op negenendertigjarige leeftijd de achttienjarige Héloïse als leerling toegewezen, een nichtje van kanunnik Fulbert. Abélrad is een van de grote geleerden van zijn tijd, uit heel Europa trekken studenten naar het Quartier Latin om zijn lessen te volgen, maar ook om naar zijn gedichten en muziek te luisteren. Héloïse drinkt zijn woorden in, en meer : ze raakt zwanger van haar leermeester. Uit vrees voor de wraak van oom kanunnik vluchten de geliefden naar Bretagne, waar een zoon wordt geboren. Als het paar naar Parijs terugkeert, laat de kanunnik Pierre Abélard gevangennemen én castreren.

De vrouwen van de Cité rouwen in het openbaar – uit protest omdat Parijs is bezoedeld door het vergieten van zijn bloed. Verlost van de lastpost tussen zijn benen wijdt Abélard zich voortaan aan geestelijke zaken en wordt monnik. Héloïse trekt zich terug als non in Argenteuil. Pas aan het eind van zijn leven schrijft Abélard het verhaal over zijn grote liefde in Histoire de mes malheurs, een latere bron voor de romans over hem. Héloïse, die haar minnaar tien jaar niet ziet, schrijft hem brieven die tot de meest gepassioneerde van de Franse literatuur behoren. (Ook dat leren de kinderen op school.) Als Abélard in 1142 sterft, laat Héloïse zijn lichaam in het geheim naar een ander klooster smokkelen. Tweeëntwintig jaar later voegt zij zich bij hem in de kist.

Driehonderd jaar delen de geliefden hetzelfde graf, tot een non in haar geloofsijver de beenderen van het ontuchtig stel weer uit elkaar haalt en in twee gescheiden tombes herbegraaft. In 1792 besluit een progressievere autoriteit hen opnieuw in één kist samen te brengen, zij het met een loden scheidingswand. Het paar is dan al zo beroemd dat het een neogotische druipgrot in het Musée des Monuments Français krijgt toebedacht.

Het gesol houdt niet op. Als begin negentiende eeuw de ver uit het centrum gelegen begraafplaats Père-Lachaise wordt ingericht, lokt men de nieuwe rijken tot het huren van een praaltombe door Héloïse en Abélard als publiciteitsstunt naar de nieuwe begraafplaats over te brengen, gelijk met Molière en La Fontaine. Het loopt storm. En daar liggen ze nu, versteend boven hun tombe, de handen kuis gevouwen, een middeleeuws liefdespaar tussen de bourgeoisie van het negentiede-eeuwse Parijs. Dan maar beter een bloem gelegd onder de medaillons aan de Quai des Fleurs, zoals vrijende paartjes soms doen. Ik heb er op een kille novembermorgen, aangestoken door de melancholie van de kade, een in de Jardin du Luxembourg gevonden bloembolletje tussen kademuur en stoep geplant – voor die verdronken clochard. Wie weet komt ie op.

Dit verhaal komt voor in Adriaan Van Dis’ laatst verschenen boek Stadsliefde. Zie ook www.adriaanvandis.nl

  1. 2 Reacties op “Héloise et Abélard”

  2. Door Renée Vonk op 12 jan, 2012

    Prachtig.

  3. Door Molière op 12 jan, 2012

    Telle est la mesure d’aimer
    Que nul n’y doit raison garder
    (Marie de France, 12e eeuw)

Reageer