1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Gevoelens als koekjes bij de thee van oude tantes 3

5 okt, 2013 Onderdeel van proses

Benno Barnard woont weliswaar vlakbij de grens die de sprekers van ons Nederdiets van de Franstaligen scheidt, maar zijn grote liefde betreft Engeland. Dit bracht hij op amusante en tegelijk zeer schilderachtige wijze tot uitdrukking in Een vage buitenlander (Atlas-Contact 2009). In Dagboek van ee n landjonker, dat deze herfst bij Atlas-Contact verschijnt, komt hij er op terug. Zoals blijkt uit het fragment dat hij opstuurde. We hebben er een klein feuilleton, in drie afleveringen, van gemaakt. Vandaag de derde en laatste aflevering. Schrijver in Frankrijk steekt met Benno Barnard het kanaal over, naar de witte kliffen van het oude Albion.

Dinsdag

Onderweg naar Londen. Joy rijdt. Vader Barnard heeft een welverdiende hoofdpijn, maar leest desondanks een oude boekenbijlage van The Daily Telegraph, die hij van Colin heeft gestolen. ‘With most of Europe in Adolf Hitler’s hands, Britain was in a grim predicament in 1941 but that year Collins, the publisher now known as HarperCollins, launched a remarkable series of social history books called Britain in Pictures. The books were designed to boost morale but perhaps also record the British way of life in case the Germans completed their European campaign by successfully crossing the English Channel.’

De zinnen worden vlekkerig; uit de vlekken ontstaat het nu niet meer bestaande gezicht van mijn vader, dat gezicht van een gepensioneerde Britse kolonel. Nooit kon hij zijn emoties bedwingen als hij over de oorlog en de Engelsen sprak: ‘Ze déden het toch maar, die jongens van twintig, in hun Spitfires boven de Noordzee. En Churchill hééft die verdomde nazi’s toch maar bijna in zijn eentje tegengehouden…’

Hij slaat met zijn vuist op tafel. Het is allemaal onnoemelijk lang geleden net gebeurd. Hij houdt van de Engelsen. Nu verandert zijn snor in ‘George Orwell’en zijn trillende mondhoeken worden ‘wrote about’ en zijn grijze ogen zeggen ‘the British people’…

Ik ken dat liefdevolle sarcasme van Orwell over zijn landgenoten. Ook ik houd van de Engelsen. Mijn ogen worden vochtig. Waarom ontroert dat besef me nu toch? Van een volk houden, ik? Is het niet lachwekkend?

Maar we stoppen bij een pompstation en ik moet een Indiër met een beleefd schommelend hoofd tien pond betalen om legaal in Londen te mogen rondrijden.

Dinsdagmiddag

We dalen de trap af naar de War Rooms, het slecht beveiligde ondergrondse complex vanwaar Churchill zijn oorlogskabinet dirigeerde en de vrije wereld redde.

Het bestaat uit vele kleine ruimten: rond die tafel vergaderden ze; daar hangen de stafkaarten, waarop de landschappen en steden van het Verenigd Koninkrijk en het Vasteland zich rondom een miljoen gaatjes – zeventig jaar geleden gemaakt door spelden met een gekleurde knop – aan zichzelf zijn blijven vasthouden; in dat kamertje staat het bed van Winston en ginder het bed van Clementine, zodat de vraag zich opdringt of de echtelieden hier ooit… maar verdomd, daar ligt waarachtig de peuk van een Havaan, waarvan men enkel de rook niet heeft weten te conserveren…

Om ons heen schuifelen de bezoekers voort op het ritme van hun ‘scuse-me’s’. Ik kijk naar de foto op het omslag van het Guidebook. Het is een beroemde foto. Hij draagt een bolhoed, een streepjespak en een vlinderstrikje met witte stippen. Tussen zijn lippen diezelfde sigaar; in zijn handen een machinegeweer. Terwijl half Europa tot de tanden ontwapend was, verzonken in de halfslaap van de toenmalige politieke correctheid, pakte hij een machinegeweer op. Hij sliep met het licht aan omdat het donker bang voor hem was.

‘Moet je horen wat Churchill zei,’ zeg ik tegen mijn gezin. We staan bij de microfoons in zijn office-bedroom: twee kantelbare blikjes schoensmeer op houten zuiltjes, die hier door de BBC zijn geïnstalleerd. Met behulp van dit antiek bemoedigde hij de Engelsen en de mensen in de bezette landen. En hij maakte ze aan het lachen: de Engelsen hebben immers van de nazi’s gewonnen dankzij hun gevoel voor humor. ‘Hij zei: “We are all worms, but I do believe that I am a glow-worm.”’

Dinsdagavond

In Londen logeren we in familieverband bij Todd en Sarah. Maida Vale heet hun wijk: rode bakstenen huizen uit de tijd van koning Edward VII (1901-1910), de zoon van Victoria, die net als prins Charles zo rond de pensioengerechtigde leeftijd eindelijk zijn moeder mocht opvolgen. (Engelse vorstinnen plegen te zijn samengesteld uit één deel plichtsbesef en één deel onsterfelijkheid, bijeengehouden door een korset van in Manchester vervaardigd gietijzer.)

Todd Swift is een Canadese dichter, wiens verhouding met de Engelse literatuur wel wat lijkt op de mijne met de Vlaamse. ‘Ach, Engeland,’ zegt hij. ‘Je moet je kont in dit vijvertje voorzichtig keren, of de halve tuin staat onder water…’

Net als ik houdt hij van Eliot, de monarchie, de traditie en de anglicaanse kerk – al die nutteloze flauwekul die ons leven zin en kleur geeft, maar waar ethisch bewogen rationele lieden ergens achter mijn linkerschouder zo’n vreselijke hekel aan hebben.

‘Laatst zei *** tegen Todd dat hij fascistoïde sympathieën had,’ zegt Sarah.

Ik vraag waarom *** dat zei.

‘Omdat ik van Eliot, de monarchie, de traditie en de anglicaanse kerk houd,’ zegt mijn vriend. Hij grijnst vervaarlijk en schenkt meer bier in. ‘Ze zei ook dat ze niet in vergiffenis geloofde.’

*** is de voorzitster van de Engelse PEN, bestaande uit één deel gelijk.

Dinsdagnacht

Gesprekken zijn dartel en luchtig; dan komt de politiek binnen en werpt haar schaduw – opeens zijn alle woorden zwaar en bloeddoordrenkt. ‘Ze heeft gewoon geen manieren,’ zeg Sarah.

Todd bootst braakgeluiden na: ‘Makes me talk to Raaalph over the big white phone!’

Het gesprek komt op ons bezoek aan Churchill. Mijn vader is zwijgend aan de keukentafel gaan zitten.

Hij nam me vroeger mee naar Londen, waar hij de weg kende. Het onverdraaglijkste van zijn dood vind ik dat mijn kinderlijke vertrouwen nu niemand meer heeft om kinderlijk te vertrouwen. Ongetwijfeld had Freud gelijk en klamp ik me aan de religie vast omdat die een familiehiërarchie te bieden heeft. Rond de keukenlamp cirkelt een Spitfire. Luister… rrr… rrr… heeft hij motorpech? Wie verdedigt deze eilanden?

‘Ik ga slapen,’ zegt Joy bij de deur vanuit Brussel.

Woensdag, zonsopgang

In mijn slaap verscheen Doctor Johnson, die met me in debat wenste te gaan over het woord hel. Daarna mijn vader, die op de schouw leunde en meepraatte, in zijn nonchalant superieure stijl. Ik zie het vertrek nog duidelijk voor me – ik wees mijn vader op het donkere houten beschot.

‘Georgian,’ zei ik tegen hem, zoals hij dat tegen mij kon zeggen. Heel vroeg in mijn jeugd al sprak hij dit soort flarden van formules uit: ‘Victorian… Elizabethan… Eliot…Auden… Church of England.’

Verward wakker, zon op mijn gezicht. O, het als reflux terugkomende verdriet om hem.

Woensdag

Dartford Crossing: we steken de Theems over en rijden naar het zuiden. Op zijn rots ligt Rye te dutten als een hond die bij onze nadering één oor opsteekt: de toren van St. Mary’s. Ons hart springt op. We parkeren.

Christopher en Anna trekken hun koffer op wieltjes ons oude steegje in. Kijk toch, Black Lantern Cottage, ons oude huis! En daar staat Granny Janny al op ons te wachten, een en al glimlach, een en al thee met koekjes. Lieve grijze buurvrouw!

We zitten met ons vijven vergenoegd bijeen: als een praline, zo is de cottage van Granny Janny met ons, cottagevulsel, gevuld…Verrukkelijk getuttel, knabbelen op woorden – ik eindig nog met een diep verlangen naar een leven als kabouter in een paddenstoelenhuisje.

Woensdag

In een charity shop heb ik voor £7.95 een pak gekocht, bekoord door het verstilde krijtstreepje: volgens een ingenaaid etiket is het door Marks Tailors, London vervaardigd, zo te zien in een jaar voor mijn geboorte. Tijdloze ouderwetsheid van snit. Suggestie van een leven van landelijke onthechting, zonder in fanatisme te ontaarden. De linkermouw vraagt om een bijzettafeltje met een glas port; in de elleboogplooi van de rechtermouw zit nog het wenken om de butler vervat; uit de kraag stijgt een flauw aroma van open haard op.

Ik ben erg tevreden; wat meer is, Joy is erg tevreden. (Het wachten is op iemand die zeurt dat de naam ‘charity shop’ om ideologische redenen in ‘solidarity shop’ moet veranderen.)

Daarna een paar antiquarische boekhandels. Het fenomeen herinnert me aan DBC Pierre, de auteur van Vernon God Little, van wie ik bij onze eerste ontmoeting nog nooit gehoord had. Toen we al ruimschoots bevriend waren, ontdekte ik dat hij de Booker Prize had gewonnen en wereldberoemd was – ik moest de neiging onderdrukken onmiddellijk een paar yard afstand te bewaren. Later vertelde ik hem dat.

Hij lachte luidkeels. ‘You’re right, Bens,’ zei die innemende kerel. ‘I never read contemporary novels either.’

Maundy Thursday

Naar Canterbury. Op minder dan dertig mijl word ik door die provinciestad aangetrokken als ijzervijlsel door een magneet. Daar ligt het grote moederschip voor anker: de kathedraal. Mijn moeder draagt een blauwe jurk en poseert, verlegen, meisjesachtig, in een van de ommuurde tuinen die tot het complex behoren: ziehier mijn favoriete foto van haar.

Het is Witte Donderdag. De aartsbisschop celebreert de Evensong, vandaag met Holy Eucharist, Washing of the Feet and Stripping of the Altar. Hij doet het allemaal zelf. Al datgene wat in handen van een minder begaafd acteur volstrekt belachelijk zou worden, doet Rowan Williams met een naturel waar iemand ooit in naam van William Shakespeare patent op moet hebben aangevraagd voor de Engelse natie. Hij wast de voeten van twaalf apostelen. Hij onttakelt het altaar. De laatste lezing volgt.

Het licht gaat uit.

Het is een minuut lang doodstil, nee dodelijk stil in de grote, ademende buik van het schip. Gotische stukken avondlucht doemen in de duisternis op – ramen. Ik denk aan de communie. Deze Papa van alle anglicanen reikte mij de hostie aan; ik keek op: hij knikte, het was goed.

Het licht gaat weer aan. We wandelen naar buiten. Dat was indrukwekkend. Wat je zegt. Hou je kop nu maar even, schat. Ik ben één deel gevoel, nog meer gevoel, en dan nog een stuk sentiment.

Vrijdag

Boven Dover Ferryport, op een van de kalksteenrotsen, staat een engel met een brandend zwaard.

 

 

 

 

Reageer