Twee Frankrijken

23 jul, 2015 Onderdeel van paysages

Column (in briefvorm) door Peter Hagtingius en Julia Fortuin

Dag Julia,

Zoals elk jaar zien we in ons gehucht (jammer genoeg maar wel terecht op die lijst van mooiste dorpen van Frankrijk) tegen augustus op. Niet vanwege de hitte, maar in verband met de komst van jullie Parijzenaars. In onze beleving geflipte aliens, volgens jou waarschijnlijk ’wereldburgers’. Ja, dat snap ik ook wel, generaliseren is niet comme il faut. Maar wij weten genoeg als er straks op zondag 2 augustus de eerste van die moderne automobielen met 75 of 92 op de kentekenplaat bij ons enige stoplicht piepend remmend tot stilstand komen. Mogelijk sta ik dan zelf voor dat stoplicht, in mijn 2CV met opgerold dakje. Zodra het groene licht gegeven wordt, doe ik wat gas. Niet teveel, want ter hoogte van de kroeg 50 meter verderop steken soms oude vrouwtjes, honden en katten over. Trouwens, mijn Eend verafschuwt chauffeurs die het gaspedaal met een hogedrukspuit verwarren. Rustig aan maar, ’t is al warm genoeg en de rosé in de kroeg is heus wel koud gebleven als je een klein kwartiertje later aanlegt. Zelfs deze simpele gedachte is voor de Parijzenaar te hoog gegrepen. Hetgeen niet op intellectueel vernuft duidt.

Er wordt in ons dorp zelden getoeterd. Hooguit om iemand even gedag te zeggen. Maar in augustus is er bij dat stoplichtje nogal vaak sprake van een vals claxonconcert dat de stokdove Beethoven in zijn graf zou doen omdraaien. Parijzenaars! Te lang op groen moeten wachten en dan zo’n bedaarde 2CV of R4tje voor de designneus van je sprintkanon die veel te langzaam optrekken. In het maison de retraite schrikt zelfs Mademoiselle Jeanette zich dan kapot. Tot voor kort was ze onze mediatycoon, bij haar kon je terecht voor de krant. Haar verhaal zal ik je nog wel een keertje vertellen. En op het terras van het café slaat dan agressieve ergernis toe. We waren net rustig aan het ouwehoeren. Bijvoorbeeld over de terreur van de olijfvlieg die dit jaar de oogst vernietigd heeft, niks aan te doen. Of over de aalmoes die het nabijgelegen domaine uitkeert als we er straks weer de druiven gaan plukken.

De regel is: als Parijzenaars luidruchtig hun komst aankondigen, gaan we op het caféterras breeduit zitten. Geen tafeltje en stoel meer vrij, maar ze mogen gerust plaatsnemen op de rand van de fontein. Alleen, daar kunnen dus geen parasols neergezet worden, wat impliceert dat ze na één glas weer ophoepelen.

Je schreef me dat dé of in elk geval een essentie van de Parijzenaar is: altijd haast. Ook in zijn of haar vakantie. ‘Wereldburgers’? Eerder hulpbehoevende dombo’s dus! Die liever een snelle hamburger scoren dan een zorgvuldig bereide bouillabaisse waaraan een dag van tevoren begonnen is. ‘Slow food’ schijnt in bepaalde hoofdstedelijke kringen ‘trendy’ te wezen. Bij ons niet. We koken al talloos veel eeuwen met toewijding en geduld, ‘slow’ zoals het betaamt.

Maak ons gerust uit voor achterlijk en traag. Maar wij weten hoe het leven geleefd moet worden en we associëren ‘haast’ met buitenaardse wezen uit het trieste regenjassennoorden. En ja, we koesteren ook nog onze vooroordelen. Erg hè? Maar er is niets tegen een vooroordeel dat een correct vonnis blijkt te behelzen.

Ik betoog al jaren dat Frankrijk helemaal niet bestaat. Je hebt jouw overbevolkte en luchtvervuilde Parijs van de getraumatiseerde ‘haastje–repjes’ met hun kapitaalkrachtige en politieke machtswellust en totaal gebrek aan beschaving. Wereldburgers? Laat ons in de Provence (en misschien ook in Bretagne of op Corsica, ik noem maar wat eigenwijze regio’s) niet lachen. Lange neus! We regelen onze zaken zelf wel en dus tevens beter.

Op 1 september vieren we in ons dorp Bevrijdingsdag. De Parijzenaars opgerot! We doen dan met het hele dorp – zoals elk jaar – een lang déjeuner aan wankele schragentafels op de boulesbaan, eindelijk entre nous.

Niemand is ‘op tijd’ thuis.

Peter Hagtingius

———–

Beste Peter,

Je brief doet me verlangen naar vakantie… ô ironie.

We doen ons best, hier in Parijs, om van de zomer te genieten. De kades van de Seine zitten vol met ons volkje, dat hierin een gelegenheid ziet om in het openbaar te kunnen drinken. De parken liggen vol met zonaanbidders. De terrassen: ook vol. De Parijzenaar probeert het warme weer tot zich te nemen met de middelen die hij heeft. Het enkele onoverdekte zwembad heb ik maar niet geprobeerd te bezoeken.

Lopen de temperaturen in de stad echter tegen de 40 graden, dan gaat de goodwill om er het beste van te maken echter kapot. De stad begint te stinken. Wie beweegt, transpireert. De hitte dwingt tot een luiheid die men hier niet kent en niet accepteert. Men wil verkoeling. Ruimte. Maar dat lukt allemaal niet binnen onze nauwe stadsmuren.

En dan confronteer je me met een olijfvlieg en een ‘domaine’ die druivenplukkers zuinig beloont – romantische woorden waarbij ik Wikipedia moet raadplegen om het probleem te verstaan, en waarbij ik mij ga inbeelden hoe het is om rond te lopen tussen op glooiende heuvels gelegen olijfbomen en wijngaarden.

We leven dus in een andere realiteit. Dat weten we maar al te goed. En dat werkt prima, zolang we allebei maar binnen ons terrein blijven. De campagnard zal doorgaans weinig reden zien om naar Parijs af te reizen – j’assume – maar de Parijzenaar wil daarentegen wél eens zijn benen strekken en daar steekt het natuurlijk.

Ik kan nu dingen gaan schrijven over het penibele leven dat een Parijzenaar leidt/lijdt, in de hoop dat dit ter jullie zijde een sympathieker reactie teweeg brengt dan het bezetten van de goede stoeltjes op jullie caféterras. Ik zou ook voorbeelden kunnen aanhalen die volstrekt niet aan het geschetste cliché voldoen, want niet iedere Parijzenaar is fortuinlijk genoeg om zijn zomer in een villa in een van de meest pittoreske dorpjes in het zuiden te besteden. Maar de jaarlijkse interactie tussen onze volken is te kort om vriendjes te maken.

Dat geldt ook aan de andere kant: we moeten natuurlijk niet de illusie hebben dat de Parijzenaar in die twee weken vakantie opeens leert wat ‘onthaasten’ daadwerkelijk betekent.

Dus wat willen we nu eigenlijk: ‘begrip creëren’? Dat ruikt naar polder, is een beetje on-Frans, niet? Maar stoïcijns in ons beider trots blijven zitten, zal ook niet veel nieuwe inzichten opleveren, denk je niet? Je illustreert jullie onderlinge solidariteit, als ware het een dorpje waar Asterix en Obelix zich staande houden tegen een Romeinse invasie. Maar kom naar Parijs, dan zie je dat we ons niet haasten omdat we dat zo leuk vinden, we haasten omdat ‘men’ wil dat ‘het’ snel gaat. En dat heeft meer te maken met zoiets als ‘meedoen op het wereldtoneel’, dat ook niet eens een echte keuze is omdat onze stad wordt gekolonialiseerd door Russen en Chinezen en Amerikanen die het allemaal anders willen.

We hebben hier dus een soort van tijdsbesef, zou je kunnen stellen. Wij proberen daarmee te dealen, terwijl jullie bij het horen van het tikken van de globale klok de vingers in de oren steken.

Frankrijk bestaat niet, volgens jou? Dan bestaat de rest van de wereld zeker ook wel niet!

Julia Fortuin

 

Peter Hagtingius was hoofdredacteur van Côte&Provence. Hij woont in de Var.

Julia Fortuin woont en werkt in Parijs. Haar blog bisesdeparis.com is een verzameling van anekdotes en observaties die voortkomen uit haar pogingen tot integratie in het Parijse bestaan. Julia’s blogs worden tevens gepubliceerd op de website Nederlanders.fr

 

 

Reageer