Wordt de houtkachel modern?

7 aug, 2020 Onderdeel van politiques

Column (in briefvorm) door Peter Hagtingius en Julia Fortuin

Dag Julia,

Las op een of ander platform dat je weleens overweegt jouw Parijs een hoge en tevens definitieve rug toe te keren. Vanwege de maffioos Corona met wie niet te dealen valt over afpersing, zo’n virus laat zich kennelijk niet afkopen. Was het maar een Siciliaan, beetje handjeklap en zo, dan kwam het goed. Volgens de media zouden zo’n 700.000 Parijzenaars en mensen uit die omgeving op de vlucht geslagen zijn toen de confinement werd aangekondigd. Stedelingen die zich – handen omhoog – al overgaven voor er een eerste schot gelost was. Slappe hap. Generaal De Gaulle had er schande van gesproken. Maar als je werkelijk speelt met het idee je als eigentijdse stadvluchteling en Provence te vestigen, is het mijn vriendenplicht je te waarschuwen. Het bestaan is hier zwaar!

Ik praat je even bij. Over een maand of wat is het weer winter. In die periode van het jaar begeef ik me rond 7 uur in het holst van de ochtend gelaarsd en in duffelse verpakking de tuin in om onder een bevroren dan wel kletsnat dekzeil wat hout vandaan te sleuren. Qua verwarming ben ik op brandhout aangewezen en ofschoon ik zelden voor een uur of één een plekje in de bedstee op zoek nadat ik eerst nog een zwaarwegend stuk boomstam aan de verbrandingsoven heb toevertrouwd, is de openingszin van de dag toch steevast dezelfde: “De kachel is uit”. Dan begint dat ontmoedigende dagelijkse ritueel van de klaarmakerij voor de rest van de dag in de kou en/of de regen en de sneeuw.

Ik vermoed dat je in Parijs maar aan een knopje hoeft te draaien om onder behaaglijke omstandigheden aan je ontbijt te beginnen. Ik neem tenminste aan dat je niet bent toegetreden tot de beklagenswaardige categorie van haastje-repje volk dat het petit déjeuner (of althans een poging daartoe) spoedeisend in zo’n McDo-schuur naar binnen werkt. Of erger nog, op rolschaatsen. In mijn omgeving duurt het ’s winters gemiddeld al gauw zo’n drie kwartier na verrijzenis uit de sponde dat je na verwijdering van de polaire verpakking en de bijbehorende handschoenen aan het tafeltje-dekje van het petit-déjeuner kunt beginnen. Ik verplaats me in een even oude als bescheiden vierwieler die niettemin met enige regelmaat te kennen geeft dat het tijd wordt om iets te drinken te regelen. Een dergelijk signaal komt per definitie ongelegen. Al helemaal als je in aanmerking neemt dat er in mijn gehucht geen tankstation is. Tien kilometer lang dan maar hopen & bidden dat we de ravitaillering halen. Eerlijk waar, onderweg zucht ik dan soms: woonde ik maar in een stad!

Daar heb je ook dokters, dierenartsen, pharmacies en geldautomaten. In mijn dorp niets en niemendal van dat alles. De comfortabele luxe van een stad, wat wil een mens nog meer? Is die afgunst een waanidee? Ja, denk ik, als ik met een volle tank op de terugweg om me heen kijk. Een tegenligger is er toch bijna nooit. Ik was halverwege dit briefje toen ik dacht: eerst maar naar de brievenbus. Heb ik kans op de Nice-Matin van gisteren, nooit die van vandaag. Die boîte aux lettres staat aan de doorgaande weg, om er te komen moet je over de piste langs een diep ravijn. De heenweg vergt gemiddeld 7 minuten getippel, terug – berg af – 5. Je weet nooit of die krant er is. De mevrouw van La Poste loopt onderweg soms een etmaaltje vertraging op. Iets van gezelligheid bij andere geadresseerden, je weet het niet. Ze koestert tevens enige voorkeur voor het stakingsfenomeen. Als die nog bestaan in Parijs, wat ik hoop, kan jij waarschijnlijk bij een kiosk overal op straat een verse krant bekomen. Het zijn die momenten als ik langs dat ravijn loop dat ik jaloers aan je denk. Ik heb wel internet, als de stroom bij de mistral of regen niet uitgevallen is. Maar ik vind dat een krant alleen een krant is als ie van papier is. 

Ik heb het over de tragiek van het plattelandsleven. Ik zou niet ondoordacht de oversteek vanuit Parijs naar het dorpsleven van de Provence maken. Kom gerust (graag zelfs) bij mij in de buurt wonen, maar wees op het ergste voorbereid. Circa een halve eeuw terug in de tijd.

Ik had het over de winter. Nu is het volop zomer, vandaag tegen zessen nog 32 graden in de schaduw. Ik waarschuw maar. We hebben wel schone lucht.

Peter Hagtingius

—————————————————————————————————————-

.

Dag Peter,

Fijn om het over statistieken te hebben die eens geen virusbesmettingen betreffen. Ik beschouw mijn vriendenkring als een steekproefsgewijze opiniepeiling en daaruit blijkt jouw bewering in het geheel en al correct. Bij elk glas rosé dat wordt ingeschonken op de lappen van terrassen hier heeft men het niet langer over Ro-waarden, noch over vakantieplannen, noch over het einde van de planeet. Neen, neen, neen, men heeft het over hoe men in hemelsnaam deze boobytrap van een stad kan ontvluchten. Voorgoed. Ooit waren we hierheen gelokt door een bruisend leven dat we voor ogen hadden. Maar sinds bruisend leven uit is, is de stad ook uit. Zo gaat het met modes. Of althans, coronavirussen.

En of het elders beter is? Aan die vraag komen we niet eens toe! Natuurlijk is het elders beter, want slechter af dan in Parijs gaat ons inlevingsvermogen te buiten. De stad is elke zomer traditiegetrouw te heet, wat ons herinnert aan het opbranden van de aarde. In de winter hoef ik inderdaad enkel een knopje in te drukken dat met een ‘biep’ een enorme radiator in gang zet, maar de rekening is voor het luttele aantal vierkante meters dat ik bewoon genadeloos hoog. Ik woon net onder een dak, aan een vrije muur waar de wind bijna doorheen waait. Stook daar maar eens tegenop, met een elektrisch kacheltje. Godzijdank is het verder een fijn plekje, maar in mijn eerste vier jaar in Parijs ben ik zeven (ZEVEN) keer verhuisd omdat er ofwel een gigantisch lek ergens was, ofwel ik een geesteszieke buurman had, ofwel zoveel herrie van alle kanten binnenkreeg, ofwel geen uitzicht had op iets anders dan muur zodat ik in een mum van tijd een knoepert van een claustrofobiestoornis ontwikkelde.

En dan de dagbesteding. De kiosken staan er nog hoewel ik alweer vergeten was dat papieren kranten überhaupt nog bestaan (dank voor de herinnering), en neen, nooit van mijn leven zul je mij een petit déjeuner op rolschaatsen (wie heeft je die hallucinatie aan de man gebracht?) bij MacDo zien eten. Maar het publieke transport is tijdens de spitsuren mensonterend en carrière maken is verplicht, althans voor wie op termijn op groter dan 20m2 binnen de stadsringen wil blijven wonen. Een burn-out is bij de hypotheek gratis inbegrepen. Keuzevrijheid is iets voor mensen met erfenissen. Parijs is iets geworden voor mensen met erfenissen.

We zijn het levende bewijs van het feit dat de modernisering en het kapitalisme nergens meer op slaan – zie de gigantische bobo-beweging hier die Made in France koopt en lokale knolgroenten eet. Mijn vrienden, die toch echt geen geintenwollensokkendragers zijn, hebben zich zojuist ingeschreven voor een cursus permacultuur. Dat zegt volgens mij genoeg. Er is geen toekomst, in de stad. Het runt op een oud model waar niemand nog bij wil horen.

En dat nieuwe model dan? Tsja, volgens mij ben je met je houtkachel moderner dan je denkt.

Julia Fortuin

.

Peter Hagtingius is journalist en columnist in Zuid-Frankrijk. Van hem verscheen ook onder het pseudoniem Peter Hooft de verhalenbundel Provençaalse Praatjes (Uitg. Grenzenloos, 2016)

Julia Fortuin is freelance UX/UI designer, schrijver en illustrator. Ze woont in Parijs. Voor meer informatie: https://juliafortuin.me

  1. 2 Reacties op “Wordt de houtkachel modern?”

  2. Door Pauline Berkhout op 9 aug, 2020

    Lieve Julia en Peter, wat hebben jullie het allebei heerlijk opgeschreven en wat ken ik allebei jullie huisvesting van nabij. Ooit 13 maanden in Parijs gewoond en lang een huis op het platteland gehad. Comfortabeler dan dat van Peter met elektrische verwarming, maar net zo goed de krant van gisteren als je bofte. Och, heerlijk Frankrijk. We houden er zo van <3

  3. Door Julia op 17 aug, 2020

    Dank voor je comment Pauline! 🙂

Reageer