Afscheid van Parijs
1 sep, 2021 Onderdeel van prosesColumn (in briefvorm) door Peter Hagtingius en Julia Fortuin
Dag Julia,
Dus weg uit Parijs! Ik dacht eerst: dat zal een keertje tijd worden. Welk helder denkend mens kiest voor een heel krap vierkanten meter bestaan in luchtvervuiling en criminele chaos tegen woekerprijzen? Maar toch. Misschien toevallig – of juist niet – las ik dezer dagen het boekje Parijs, tot ziens! van Jan Brusse (1921-1996). Het kan best zijn dat je die naam niet meteen kunt plaatsen. Hij was vanaf de jaren vijftig op de Nederlandse radio (en later de tv) zo ongeveer de eerste kroniekschrijver over het leven in Frankrijk en dan vooral Parijs. Ik vrees dat hij er in hoge mate schuldig aan is dat een beetje veel Nederlandse vakantiegangers nog steeds maar weer voor Frankrijk en Parijs kiezen. Ik zie op een rare manier een relatie tussen jou en hem.
Er zitten wel een paar decennia tussen, maar jij en hij wilden om volstrekt onduidelijke redenen met alle geweld naar Parijs. Voor jullie een jeugdroom. En daar stonden jullie dan met een koffertje op de Gare du Nord. Kennelijk in afwachting van een groot en meeslepend leven. Tja. Brusse beweert dat die 10 miljoen Parijzenaars in eenzaamheid leven, dat dat de essentie van het bestaan in die metropool is. Buren in appartementsgebouwen kennen elkaar niet en willen dat vooral zo houden. Hooguit ‘bonjour’ op de trap. Misschien ben je wegens die eenzaamheid een landje verder gaan kijken.
Ik verblijf in een gedateerd gehucht in de Provence. Gemiddelde leeftijd ruim boven de tachtig, ik behoor tot de ‘volgende generatie’, op zich wel een spannend idee waarover ik graag nadenk. Maar ik zou eigenlijk allerminst bezwaar hebben tegen Parijse ‘solitude’. Zodra je hier op het café-terras zit worden je – als je niet oppast – de oren van je kop geluld en een handicap is dat ik ongeveer even grote luistervinken formaat flaporen heb als mijn hond die onmiskenbaar een carrière als spion in de sectie toegespitst gehoor is misgelopen. Het probleem is ook dat zo’n afgedwongen gesprek zelden van internationale allure is. De situatie in de wijngaarden, weer of geen weer nooit ideaal, overtreft alle belangstelling. Je hebt zo’n Macron, iets van een pandemie, maar belangrijker: de nieuwe oogst kon weleens tegenvallen. Dat is elk jaar zo, zoals elk jaar de rosé-prijzen stijgen. Want het was hoe dan ook fout weer.
En Provence snapt iedereen dat het klimaar al eeuwen niet deugt. Korte blik in de archieven van de vignobles en je weet genoeg. Vorige week vertoonde een gestroptdaste heer met een aktetas zich en village. Ter promotie van een elektrische tractor waarmee je ook druiven kunt inzamelen. Of zo. Er werd geapplaudisseerd, maar vooral gelachen. Een dorpsgenoot begon over de kostenbesparende charme van diesel, de handelsreiziger kreeg een glas rosé aangeboden. Hij weigerde een tweede glas. We zagen hem vanaf de boulesbaan in z’n Tesla vertrekken. Gaf ie nou gas, of kan dat helemaal niet? We wisten het niet. Dus dan nog maar een rondje. Er viel tóch weer veel modernisme te bespreken. Het was al tegen drieën toen we in onze dieseltjes en benzine auto’s op huis aan gingen.
Ik zou graag met niemand in het gehucht tot een onderhoud gedwongen zijn. Ik zou me bevoorrecht achten als ik – zoals in Parijs – alleen maar bonjour hoefde te zeggen.
Ik beken, Julia: lang geleden ben ik als een relatieve idioot ook wel naar Parijs getogen, zelfs op de bromfiets. Want ja, Parijs, daar zou het allemaal gebeuren. Artistiek volk en zo, ik herinner me alleen een lekke band en dus maar met de trein terug. Een 17-jarige die ondanks de HBS eigenlijk geen woord Frans sprak. Ik ben daarna nog vaak in Parijs geweest. Soms wekenlang. Allerlei types ontmoet, Serge Gainsbourg, Jane Birkin, mode-koningen en nog wat in die categorie. Met het Frans ging het beter. Maar als je in Parijs alleen vanuit hotels rondloopt, leer je niks van de stad. Die markt in de Rue Mouffetard vond ik wel aardig, maar toch amper rijker dan de kaasmarkt te Alkmaar. Ik heb in vermaarde restaurants als La Coupole in Montparnasse gegeten en ik dacht vooral: ‘en nou en?’ Hoezo: roemrucht? Ik vond Terminus bij de Gare du Nord wel oké, ik ben van het seafood, en dat is (of was) zo’n brasserie waar literair Frankrijk nog steeds propaganda voor maakt.
Per saldo denk ik dat jij (en Jan Brusse) Parijs zwaar overschat hebben. Misleid door mooie verhalen van en over een rare, aparte sfeer, ver weg van het minder opwindende calvinisme in Nederland. Brusse vetrok naar het zuiden. Jij ook. Dat zal geen toeval zijn. Brusse schrijft dat hij een LAT-relatie met de stad in ere hield: “Dan rijd ik naar haar toe om mezelf te overtuigen dat we van elkaar blijven houden. En dat we nooit echt afscheid van elkaar kunnen nemen”. Heb jij dat idee nu ook, een paar maanden na je vertrek?
.
Dag Hag,
Ik wist niks van het bestaan van Jan Brusse, dus die heb ik meteen even gewikipediaad. Een heel gedetailleerde beschrijving van de heer Brusse als persoon kan ik zo snel niet vinden, maar het zou best kunnen dat we beiden hebben geleden aan vluchtneigingen, om te ontsnappen uit een te voorspelbaar leven. Een leven in een rijtjeshuis in Nederland, waar woensdag gehaktdag is en vrijdag patatdag, dat doet immers gruwelen, nietwaar? Dus men gaat op zoek naar een uitdaging, inspiratie, een andere manier van leven, ergens waar de calvinistische sociale controle ver weg is, en voor je het weet zit je in Parijs. Om er natuurlijk enkele jaren later achter te komen dat Groots en Meeslepend Leven zo belangrijk niet is: je wordt er geen beter mens van, noch gelukkiger. Maar goed, misschien had ik die jaren vol ploeteren nodig om daarachter te komen. En en passant heb ik er wel flink van genoten, hoor.
Het punt is, eenmaal in Parijs is er een groot deel van de bevolking die de mythe in stand houdt. Ik las dat 48% van de Parijzenaars uit de stad weg wil, maar ondertussen doen veel minder Parijzenaars dat daadwerkelijk, omdat ze denken op een Unieke Plek te wonen. Ja, je leeft in een schoenendoos. Ja, de metro is vuil en te vol, maar die cultúúr dan hè, waar vind je die élders?
In hoeverre het beroemde geklaag van de Parijzenaar toneel is, daar kun je over debatteren, maar ik heb het idee dat de Parijzenaar, om het vol te kunnen houden, de illusie over de uniciteit en superioriteit van zijn stad in stand houdt, omdat ie z’n leventje anders simpelweg niet volhoudt.
Of ik nu, eenmaal weg uit Parijs, een LAT-relatie met Parijs heb: ja, toch wel. Niet per sé uit sentimentele gevoelens jegens de stad, maar omdat mijn vrienden en m’n werk nog altijd daar zitten. En nu de rentrée weer op volle gang is, zie ik alle bezigheid zich weer hervatten, en moet ik toegeven dat het vreemd is dat ik daar niet meer aan deelneem.
Negen jaar Parijs veeg je niet zomaar uit je herinnering. Elke wijk waar ik een band mee had doemt vaak nog als een levendig schilderij in m’n herinneringen op. En misschien besef ik nog steeds niet dat ik echt weg ben. Maar tegelijkertijd heb ik er alles gedaan wat ik wilde doen, en kan ik het met een tevreden glimlach achter me laten. Het is maar net hoeveel je naar voren of naar achter kijkt, niet?
.
Peter Hagtingius is journalist en columnist in Zuid-Frankrijk. Van hem verscheen ook onder het pseudoniem Peter Hooft de verhalenbundel Provençaalse Praatjes (Uitg. Grenzenloos, 2016)
Julia Fortuin is freelance UX/UI designer, schrijver en illustrator. Ze woonde negen jaar lang in Parijs. Voor meer informatie: https://juliafortuin.me