1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Op vakantie naar de kerk

8 aug, 2008 Onderdeel van paysages

Column door Caspar Visser ’t Hooft

Liesbeth verheugt zich elk jaar weer op die leuke dienst in het protestantse kerkje van La Luze[1]. Een tweetalige dienst, Frans-Nederlands, waarvoor de plaatselijke protestanse kerk (enige protestantse kerk!) al sinds een paar jaar elke zomer de dominee van een buurgemeente uitnodigt, die toevallig een Nederlander is. Een Nederlandse predikant die binnen de “Eglise Réformée de France” zijn ambt uitoefent. En als hij daar dan staat, voorin in het kerkje, dan zie je aan hem dat hij er schik in heeft om weer eens in het Nederlands te bidden en te verkondigen – eerst alle teksten in het Frans, dan alles nog eens over in het Nederlands. Waar de dienst natuurlijk niet korter op wordt – en dat voor vakantiegangers ! Goed, er is geen avondmaal bij, dat is altijd weer zo’n twintig minuten uitgespaard. Maar hij heeft gelijk, die dominee : al zit er maar een handjevol Fransen in de kerk (waar zijn de anderen ? Op vakantie elders ? Of zijn ze hoe dan ook maar met weinig ?) en vallen ze in het niet naast de massale aanwezigheid van Nederlandse families, toch houden we vast aan het Frans. We zitten per slot van rekening in Frankrijk…

Kopje koffie na afloop van de dienst

De Fransen kennen dat niet – legt de dominee uit : het kopje koffie na de dienst. Dat komt omdat de diensten in Frankrijk later beginnen dan in Nederland en vaak het middaguur al is aangebroken wanneer de kerk uitloopt. En op dat uur denken de Fransen niet aan koffie, maar aan de « apéritif » (“apéro” – in de volksmond). Goed, maar waarom dan geen « apéro » na de dienst ? Tja, ik weet het niet : whisky, port, pastis – vlak na de zegen… Trouwens, met uitzondering van de mensen uit het Noorden drinken de Fransen sowieso geen koffie op het uur dat Nederlanders het moeten hebben (omdat ze anders abstinentie-verschijnselen krijgen, melig worden en gaan klagen). La Luze ligt niet in Noorden, maar in een prachtig bergengebied elders. Toch heeft de plaatselijke kerk voor de gelegenheid het kopje-koffie-na-dienst ingelast, speciaal voor alle Nederlandse toeristen. Want dat had die Nederlandse dominee van de buurgemeente hen op het hart gedrukt: Voor die Nederlanders is een dienst zonder kopje koffie erna geen echte dienst.

Liesbeth ontmoet de familie Theunisse van de Brandende braambos-kapel

Liesbeth vindt sinds vorige zomer de dienst niet alleen maar leuk (in de zin van pittoresk), maar ook bijzonder en hoogst belangrijk. Want vorige zomer was ze tijdens het kopje-koffie-na-de-dienst de familie Theunisse (van de drogisterij in de Colijnstraat) tegen het lijf gelopen. Door de volte had ze hen niet in de kerk zien zitten. « Hé ! Liesbeth ! Jij hier ! » « Goh, wat leuk ! Willie ! » Enzovoort. Willie had uitgelegd dat ze met de familie op camping “Moulin de la Craffe” zaten – ” je weet wel, bij de beek, even voor de ingang van het stadje.” Ze riep haar man erbij : « Theo, kijk eens wie we hier hebben, Liesbeth – Liesbeth De Groot, de zus van… » Vergiste ze zich, of zag Liesbeth even iets van een aarzeling toen Theo haar gewaar werd ? Nee – nee hoor, Theo knikte haar met een rood verbrand hoofd vriendelijk toe. Willie en Theo Theunisse, die Liesbeth allebei nog kende van de catechesatie bij dominee De V. En meer in het algemeen van de tijd dat ze nog naar de kerk ging in de Brandende braambos-kapel (vrije evangelisch gereformeerde kerk[2]). Wat een aardig toeval was dat ! En ja, dit jaar zijn ze er weer. Ze zagen elkaar al vanuit de verte, vanuit twee tegengestelde richtingen, aan komen lopen, en nu zitten ze naast elkaar op dezelfde kerkbank. Bijzondere dienst – ja, belangrijke dienst : in Nederland, op het dorp, gingen ze allang niet meer op dezelfde hartelijke wijze met elkaar om, en zeker niet op zondagen, wanneer de Theunisses naar dominee S. gaan (de opvolger van dominee De V.) en Liesbeth naar de Hervormden (officieel PKN). Dan lopen de enen de ene kant op, en de anderen de andere kant, en als men elkaar al verwaardigt te groeten, dan toch maar zuinigjes.

Alle gezindten samen

Liesbeth zit hier net aan te denken, wanneer tijdens de afkondigingen (in Frankrijk nà de collecte die op de geloofsbelijdenis volgt) de dominee vraagt waar de Nederlandse mensen zoal vandaan komen. Hij begint met: « Wie komen er uit Friesland ? » Zo’n dertig vingers gaan de lucht in. « Wie komen er uit Groningen ? » Weer een heel stel handen omhoog. « Wie uit Noord-Holland ? » Enzovoort. Als alle provincies aan de beurt zijn geweest zegt hij : « En wat zijn jullie kerkelijke gezindten ? » ‘t Is een grapje, want hij vervolgt snel, met een brede glimlach : « Nee, dit hoeven jullie niet te zeggen ». Maar Liesbeth weet dat tijdens deze Frans-Nederlandse dienst in het kerkje van La Luze bijna alle kerkelijke gezindten vertegenwoordigd zijn, van liberaal tot zwaar bevindelijk : vrijzinnigen, midden-orthodoxen, confessionelen, gereformeerde bonders, synodaal-gereformeerden, christelijk gereformeerden, Nederlands gereformeerden, vrije evangelisch gereformeerden, gekrookte rieters, evangelischen. Tijdens het kopje-koffie-na-de-dienst van vorig jaar had ze zelfs met een aardig Rooms-katholiek stel gepraat (straks even kijken of die er dit jaar weer zijn… ) Ja, en dat alles zit hier deze zondag doodgemoedereerd samen de Here, dat wil zeggen de Heer, te lofprijzen ! Bijzonder – belangrijk…

Liesbeth’s kerk-gescheurde achtergrond

Want als er iemand aan dat gesplitste en gescheurde gedoe in het Nederlandse kerkelijke leven de pest heeft, dan is dat Liesbeth. Als ze bij haar in de familie elkaar nog rustig waren blijven respecteren, zelfs al waren sommigen (oudere broers Willem en Andries) bij de Brandende braambos-kapel gebleven, hadden anderen (zus en zwager Bollemans) zich bij de nieuwe pinkstergemeente in Ede aangesloten, hadden weer anderen (zijzelf en lievelingsbroer Albert met de zijnen) bij de Hervormden hun toevlucht gezocht, en waren er tenslotte die nergens meer bij wilden horen… Nee, sinds de helft van de familie bij dominee S. was weggelopen, omdat hij de homoseksuele zoon van broer Albert niet aan het avondmaal duldde, was het haat en nijd in de familie. O, niet dat er niet dingen zijn die Liesbeth zo nu en dan mist van bij de vrije evangelisch gereformeerden : een God waarvan je voelt dat Hij je « pakt » – terwijl er bij de Hervormden soms te mooi en gladjes « over » God wordt gepraat : je hebt hem zo weer van je af geschud. Soms, maar niet bij dominee Van H. Trouwens, zoals hij Jan (Liesbeth’s homoseksuele neef) had opgevangen ! Geen slap verhaal, wél : alles draait erom wat je ermee doet, met wat, wie en hoe je bent. Ja, dankzij dominee Van H. was Jan de Heer trouw gebleven, wetende dat de Heer hém niet los liet – en is dat niet de hoofdzaak ? Maar goed, de familie lag aan scherven, gesplitst, gescheurd…

Ach, wat zonde weer!

Vandaar dat Liesbeth het zo bijzonder, zo belangrijk vindt dat hier, in dit schattige kerkje van La Luze, iedereen gewoon bij elkaar is, en zij nu naast de Theunisses zit – hij een goede vriend-van-altijd van broer Andries (die, net als de Theunisses, nog steeds bij de Brandende braambos-kapel zit). Ja, waarom ook niet eigenlijk, ook al verschillen we van mening over de zin van dit Bijbelvers of over de uitleg van die paragraaf van Calvijn? God, die gaat toch hoe dan ook al ons begrip te boven ? En Liesbeth denkt: en àls we dan iets weten, dan is het toch dat Hij geen scheuringen en splitsingen wil, in zijn Kerk niet, nergens niet, en geen haat en nijd, in families niet – nee, helemaal nergens niet?… Ach Liesbeth – ja, je hebt natuurlijk gelijk.

De dienst is afgelopen. De Frans-Nederlandse dominee maakt aanstalten om de mensen voor te gaan, naar buiten, naar de tuin achter, waar het « kopje-koffie-na-de-dienst » zal worden aangeboden. Maar dan loopt er plotseling iemand naar voren. Wie is dat ? De persoon vraagt om even stilte. « Mag ik nog even het woord ? » De mensen weten niet of ze weer moeten gaan zitten of niet. De persoon vervolgt : « Alleen maar om sommigen onder u eraan te herinneren dat hier, in deze kerk, deze middag om vier uur een tweede dienst zal plaatsvinden, ditmaal in het Nederlands en met avondmaal. Tijdens die dienst zal voorgaan dominee Z. » Wat heeft dit te betekenen ? Liesbeth kijkt geschokt opzij. Willie en Theo Theunisse schijnen  op de hoogte te zijn. Ze leggen Liesbeth uit dat op hun camping meerdere vrije evangelisch gereformeerde families zitten (waaronder dominee Z. en zijn gezin), en dat ze als groep aan de lokale protestantse gemeente hadden gevraagd of ze voor een speciale dienst over het kerkje konden beschikken. « O – dus een speciale dienst, alleen voor jullie, en dàn met avondmaal ! » Wie zal het gevoel van ontmoediging beschrijven dat Liesbeth overmant ? Ze zucht – hardop : « Ach, wat zonde weer ! »


[1] “La Luze” is een fictieve naam[2]“Vrije evangelisch gereformeerde kerk » is ook  verzonnen.

  1. 2 Reacties op “Op vakantie naar de kerk”

  2. Door E.H. op 10 aug, 2008

    Lawaai………

    Ik merk dat de schrijver in Frankrijk af en toe een beetje geirriteerd is en wel sinds hij niet meer in Agen woont. Het heeft – denk ik – te maken met het feit dat hij in het prestigieuse Versailles woont: in een nieuwe moderne wijk, bijna voortdurend burengerucht heeft te verduren; als het geen tv geweld is dan toch getrappel en geknikker van kinderen, geklikklak van hakjes, het doortrekken van de WC, klokkend leeglopen van wastafelafvoerbuizen enzovoorts. Elke spijker die in de muur gaat klinkt door het hele gebouw en de parketvloeren – overal is parket – laten letterlijk alle geluiden door… Het is een zeer dure buurt en de Fransen slikken het ongemak, hun echte leven is toch in het familiehuis van oudsher “a la campagne”, ze slikken het dus maar: het te kleine wonen met hun gezinnen, de slechte bouw – dat is het, want het echte leven is niet daar.
    Ik ga nu tientallen jaren terug in de tijd: Straatsburg (waar de schrijver in Frankrijk geboren is), nieuw appartement, dure buurt, nieuwbouw, wat moet je nog meer als jonggehuwden uit het volle Nederland? Heerlijk toch? Maar… het begon met de verhuizing, de bovenbuur weigerde resoluut en onverbiddelijk de takel uit zijn raam om de meubels van buiten naar ons appartement te takelen – iets wat in Nederland vanzelf spreekt. Wij gingen wonen op de 4e verdieping en er was geen lift.
    En toen we eenmaal geïnstalleerd waren, begon na de zomer de ellende: voortdurend, ja bijna voortdurend keiharde radio – er waren nog geen televisies, niet dat dat een verschil zou zijn geweest (dit terzijde). De bovenbuurman woonde er alleen… Madame “a la campagne”? Wie weet. Ook weer parket bij ons, bij hem, maar daar hadden we geen last van, want hij moest van Madame op vilten sloffen lopen – voor het parket.
    Ik overdrijf niet wanneer ik zeg dat wij schoongenoeg kregen van die radio en bijna wanhopig werden, want wat doe je eraan? Vriendelijk of minder vriendelijk vragen, vergeefse moeite.
    We kregen bezoek van mijn broer, hij hoorde het en bood aan er t.z.t. iets aan te doen:
    “Is er boven hem een ruimte?”, “Ja een soort vliering”, zonder beschot, je was daar vlak onder de dakpannen. Nu, mijn broer bood aan om naar die vliering te gaan met een stuk hout om op de planken vloer te hameren, en met een radio, ook op de planken, voor extra geluid. Wij hadden onze radio ook al eens boven op de chinese kast gezet, vol-aan, maar dat had niet geholpen. Geluid gaat blijkbaar niet naar boven – door het parket.
    Mijn broer bood aan om bij ons te komen logeren voor het goede doel. Uiteindelijk hebben we besloten weg te gaan uit dat appartement en we hebben een goedkope-bouw bungalow gehuurd in een goedkope buurt. Wat een opluchting, geen bovenburen – geen parket.
    We zijn vaak verhuisd, sindsdien hebben we wel heel goed uitgekeken.
    Schrijver in Frankrijk, burengerucht is een niet oplosbare ellende, het verzuurt het leven. Slik het niet, laat ze iets anders voor je vinden en verhuis.
    De schrijver gaat verhuizen, binnen Versailles. Sterkte toegewenst!

  3. Door de schrijver in Frankrijk op 10 aug, 2008

    Ik slik het niet en ik verhuis – twee straten verder (iets groter, en – ik denk – een stuk kalmer)
    Ik hoop dat mijn irritatie over burengerucht niet teveel blijkt in mijn verhalen. Ik schrijf ze op mijn bureau en daar is het toch relatief rustig. Trouwens, een beetje irritatie, dat geeft alleen maar piment aan wat je schrijft. Anders wordt het maar een gezapig gedoe – stel ik me zo voor…
    Destijds, op het kasteel van Versailles moesten de horden hof-mensen genoegen nemen met minuscule vertrekjes, op zolder, onder de trappen, vaak zonder ramen naar buiten. Diezelfde hof-mensen bezaten tegelijkertijd gigantische kastelen “à la campagne”. Toch waren ze niet van het hof van de Lodewijken weg te branden. Ik begrijp dit niet. Dat slechte wonen in Versailles is blijkbaar een oude traditie. Je zou het niet zeggen als je de façades ziet.

Reageer