1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Eten in de Franse literatuur

5 jan, 2009 Onderdeel van proses

Column door Caspar Visser ’t Hooft

In zijn laatste boek “Als kok in Frankrijk” (Meulenhoff/Manteau, 2008) heeft Bart van Loo het over wat de Fransen in de meesterwerken van hun literatuur eten. Een heerlijk boek. Een boek om langzaam te savoureren – af en toe een bouchée, dan van het ene, dan van het andere hoofdstuk, maakt niet zoveel uit in welke volgorde – een boek dat zich ook goed laat digereren. Dit heeft alles te maken met het zuivere, gekruide Nederlands waarin de auteur zijn vrolijke verhandeling schrijft. Zinnen die erin gaan als – nee, niet als koek (bij dat woord denk ik aan iets dat een beetje zwaar op de maag ligt), wél als de oesters à la vénitienne van Casanova, als de coq au vin met een beetje pruimenjenever van commissaris Maigret, als de ossenhaas van Chateaubriand, als de madeleines van Proust, als de pruimen van de pruimenliefhebber van La Bruyère. Dit boek heeft bij mij de lust gewekt zelf ook me enige gastronomische scènes uit de Franse letteren voor de geest te roepen. Maar dan niet zozeer om daarbij na te gaan wàt er wordt gegeten, als wel hoé er wordt gegeten. Wat volgt is niet het gortdroge semiwetenschappelijke betoog van een maagzweerlijder maar wel het sappige gekeuvel van iemand die rustig, met een sigaar en een pousse-café, een goede maaltijd zit te verteren. 

Bruiloftsbanket

Bart van Loo verwijst in zijn boek naar het bruiloftsbanket dat in “Madame Bovary” wordt  beschreven. Typisch zo’n plattelandsfestijn dat een half dagdeel duurt. Ik moet zelf denken aan de feestmaaltijd ter gelegenheid van het huwelijk van Adrienne Septmance. Dit evenement komt voor in La maison de Claudine. De dertienjarige ik-persoon van het boek (Colette alias Claudine) verwondert zich over haar onweerstaanbare voorliefde voor grote smulpartijen, daar waar toch, volgens haar zeggen, haar beide ouders zo sober zijn. De lapin sauté (zacht gebakken konijn), de gigot à l’ail (schapenbout met knoflook), de oeuf mollet au vin rouge (zacht gekookt ei met rode wijn), de gangbare gerechten bij elk rustiek huwelijksmaal, doen haar watertanden alleen al bij de gedachte eraan. Wanneer ze van het huwelijk van het dienstmeisje Adrienne verneemt staat ze er daarom om te springen van de partij te zijn. Haar ouders zijn er aanvankelijk op tegen. De dochter des huizes die mee aanzit aan de bruiloftsdis van een van de gedienstigen, dat geeft geen pas. Maar ten slotte geven ze toch toe. Waarna volgt de beschrijving van het feestelijk eetgebeuren aan de lange tafel in de met bloemguirlandes versierde schuur. Ja, want het gaat om een gebeuren. Zo’n maaltijd heeft vele gangen, en bij elke gang, en vooral tussen de gangen door, gebeuren er dingen. ’t Is niet snel eten en dan klaar, ’t is ook niet netjes opgeprikt op je stoel blijven zitten (“zitten blijven”, “handen op tafel”). Zo’n maaltijd heeft iets van een feuilleton.

Maaltijd als feuilleton

Ja, want elke gang heeft zo zijn eigen sfeer, en ook – ik zou haast zeggen – zijn eigen sociologie. Ik spreek hierbij uit eigen ervaring. In het begin zijn alle disgenoten nog voltallig aanwezig, netjes rechtop op de hun toegewezen plaatsen. Wat eten we? Een of ander klein pasteitje als amuse-gueule. Daarbij een glaasje sprankelende witte wijn. Volgt een consommé. Of is dat te deftig voor boer Septmance, de vader van Adrienne? In dat geval beginnen we meteen met een stuk vlees: een gevulde kip bijvoorbeeld, of anders een vis. Voor de kleinsten onder de kinderen, neefjes en nichtjes van het bruidspaar, is het zo wel welletjes. Mogen we gaan spelen? Ja – maar pas op dit, pas op dat! En zo zijn de moeders van hun jongste kroost bevrijd. Als ze niet op en neer lopen om te bedienen gaan ze vlak naast hun mannen zitten: gezellig een beetje tortelen. Dat pas getrouwde paar doet hen terugdenken aan hun eigen verlovingstijd. Bij de volgende gang, de gevierde schapenbout, worden de schimpscheuten gepeperder. Oôôô! – roepen de vrouwen uit, zonder overtuiging. En tegen de oudere kinderen: ja, jullie mogen ook opstaan. Volgt een zoveelste gang met alleen volwassenen en steeds minder vrouwen. Laatstgenoemden zouden wel willen blijven zitten, maar gezien de wending die onder de invloed van een zware rode wijn de conversatie heeft genomen gebiedt de betamelijkheid hen zich onder allerlei voorwendselen terug te trekken. Sommigen vormen dan een apart luid kakelend clubje in de keuken, waar de toebereidselen van het dessert de aandacht vragen, anderen gaan hun kinderen achterna, want er heeft zich in de tussentijd vast wel een of ander drama afgespeeld: een kind heeft zijn knie bezeerd, een ander heeft van een derde een klap met een stok gekregen, een vierde is zo hoog in een boom geklommen dat hij niet meer naar beneden durft. Dit laatste is dan ook het teken dat die mannen, daar aan tafel, weer eens in actie mogen komen. Eh vous-là, les hommes, bougez un peu vos c-s! Het wordt een hele oploop rond de boom met het kind. Een kerel klimt naar boven, de anderen geven met veel geschreeuw tegenstrijdige aanwijzingen. Le dessert! – wordt er dan vanuit de schuur geroepen. Iedereen haast zich weer naar binnen, de kinderen voorop. En het gezelschap dat tot een paar mummelende oudjes was uitgedund is weer compleet. Alleen is iedereen flink verhit, de kinderen door het hollen, de mannen door de wijn, de vrouwen door de dampen in de keuken. En als we het heet hebben, dan drinken we! Een zoete witte, of liever gezegd goudkleurige wijn. Waarna pas echt alle remmen wegvallen. Er wordt gezongen, er wordt gelald. De kinderen rennen om de tafel, kruipen eronder, springen, gillen. Ach, laat maar… Volgt de koffie, de fles brandewijn. De kinderen zijn alweer verdwenen. Waar zijn ze? ’t Is zo rustig opeens. Colette alias Claudine loopt rond door de moestuin, arm in arm met haar beste vriendin. Ze doen elkaar confidences. De volwassen vrouwen zitten in de keuken wat na te praten en dopen klontjes suiker in de Armagnac. In Madame Bovary eindigt het festijn met een paar individuen die in een hoekje kwaad spreken over de gastheer en de gastvrouw. Ook dat hoort er soms bij. Om maar te zeggen, zo’n maaltijd is een hele cyclus in het klein: vingt ans après, trente ans après

Tafelmanieren

Ik moet ook denken aan een enkel zinnetje in “Un balcon en forêt” van Julien Gracq. Hij heeft het over een strenge, stijve legeroverste die wanneer hij bij zijn mannen aan tafel gaat zitten daar een zekere gêne veroorzaakt. Toch hindert dit de hoofdpersoon niet. Hij vergelijkt de situatie met de aanwezigheid van een pastoor tijdens een bruiloftsmaal: “het ergste wordt voorkomen”. Maar als dan de pastoor eenmaal weg is (na de koffie heeft hij vast weer de een of andere avondmis te vieren), dan is natuurlijk de hel los. In “Les voyageurs de l’impériale” (Aragon) wordt zo’n maaltijd waaraan een geestelijke deelneemt op magistrale wijze beschreven. Maar liefst een bisschop – de maaltijd vindt per slot van rekening op een kasteel plaats. Ja, we zijn intussen tot de hogere kringen doorgedrongen, en het wil dan wel eens voorkomen dat de literatuur ons goede tafelmanieren bijbrengt. In “Les aristocrates” van Michel de St Pierre staat ergens dat de mensen na het déjeuner nog een half uur in de salon moesten blijven, daarna mocht iedereen pas zijn eigen gang gaan. Dit om aan te duiden dat het eten weliswaar belangrijk is, maar dat nog belangrijker is het samenzijn. Weet u trouwens waarom je altijd moet weigeren wanneer je, na het hoofdgerecht, voor de tweede maal kaas aangeboden krijgt? Als je dat niet doet, dan denkt de gastvrouw dat je tekort bent gekomen en dat je dit tekort met een tegoed doen aan kaas compenseert.

Enfin, dit alles naar aanleiding van dat feestelijke boek van Bart van Loo. Ik beveel het iedereen aan. Bon appétit!

  1. 1 Reactie op “Eten in de Franse literatuur”

  2. Door Bart Van Loo op 6 jan, 2009

    Cher Caspar,

    Een slapeloze nacht bracht me op jouw blog, en meteen was ik helemaal wakker. Bedankt voor je succulente schouderklop.

    Je lijkt me trouwens de geknipte gourmand om een uit de kluiten gewassen vervolg te schrijven op “Als kok in Frankrijk”. Je pen is geurig en je tekst smaakt naar meer. Ik hou je voorwaar niet tegen.

    Smakelijke nacht nog,

    Bart

Reageer