1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Sprekend portret

17 nov, 2010 Onderdeel van proses

Column door Caspar Visser ’t Hooft

Mensen vragen mij vaak waar mijn verhalen over gaan. Zou ik ook doen wanneer iemand me vertelde dat hij schrijver was. Toch sta ik dan altijd weer met een mond vol tanden. Tja, wat moet je zeggen? Wanneer je kort en bondig wilt zijn, dan is er het risico dat je onrecht doet aan het verhaal, dat uit meerdere lijnen bestaat die samen een vlechtwerk vormen, aan de vele schakeringen die het kenmerkt. Wanneer je tezeer de zaak uitspint, dan zie je op een gegeven moment de ogen van de geadresseerde flets worden, wegkijken – hij of zij weet het zo wel. Het beste is daarom een passage te citeren of voor te leggen uit je eigen werk. Zo’n passage zegt niet veel over ‘wat’ er is geschreven (het ‘waar gaat het over’), maar wel over het ‘hoe’ het is geschreven, en dat is – me dunkt – minstens zo belangrijk. In mijn eerste novelle ‘Sprekend portret’ komt een passage voor die ik laatst met plezier overlas (ja, mag het? – af en toe plezier beleven aan je eigen werk?). Het is mezelf namelijk meerdere malen overkomen, ‘s morgens wakker te worden in een Frans hotelletje, en wat blijkt? – Het heeft in de nacht zitten sneeuwen. Ja, we gaan weer naar die periode toe. Over drie weken is het Sinterklaas, daarna Kerstmis, dan oudjaar…

Citaat uit eigen werk 

‘Montsalvat. Een en dertig december.
Vincent was die morgen meerdere malen uit bed opgestaan om te zien of het nog sneeuwde. En dat was telkens het geval gebleken. Toen een grauw licht begon te dagen had hij er zich bij neergelegd: laat maar komen wat komt. Als hij hij hier, in dit oord, een kleine poos vast zal blijken te zitten omdat de wegen onbegaanbaar zijn, het zij zo. Je, toen Vincent er zich van had verzekerd dat op het plein de sneeuw al meer dan een halve meter hoog lag, had het onrustige woelen in bed plaats gemaakt voor een weldadige onbekommerdheid. Hij had zijn leden uitgespreid onder de koele, strakgestreken lakens van het wijde twee-persoonsbed. Ja, het zij zo. Op dit woord van berusting was hij tenslotte ingeslapen.

Wat heeft Vincent gewekt? Hij hoort buiten hoge kinderstemmen. Een doffe ploef. Nog een: ploef… BOING! Op de ruiten. Lachen: hahaha. Hihi-hoe. En dan onmiddelijk onder Vincent’s raam een schelle vrouwenstem:
C’est fini, oui? – Is ‘t uit, ja?”
Gedempt wordt nog wat nagelachen : hoehoe-hi. Vervolgens volkomen stilte… Vincent draait zich een halve slag om, en tast op het linker nachtkastje naar zijn horologe. Kwart voor negen. En dan zo stil! Hij slaat de dekens weg, en springt op in de lauw verwarmde kamer. Hij stapt op het raam toe, slaat de dunne gordijnen open, en ja: een klomp vuil vocht druipt langzaam van het raam af. Daarachter: dike vlokken die neerdwarrelen en zich zachtje opeenhopen op de vensterbank buiten. Op het plein: ruim een meter! De enkele geparkeerde auto’s, waaronder die van Vincent, zijn als bobbles in een tapijt. Voor het hotel een wirwar van sporen: een slijtageplek die door tedere, witte vingers geruisloos wordt hersteld. De dike deken die de stad overdekt schijnt de huizen de tijd-voor-opstaan te doen vergeten. Nergens is leven te bespeuren. Ja toch, enkel schoorstenen worden wat blauwig omneveld. En aan de overkant, in het café, bracht licht. Vincent opent het raam, waarop frisse, schoongewassen lucht hem in het gezicht spoelt. Dichtbij neuriet een radio. Verderop geschreeuw van kinderen. Ver weg een hond die huilt. In het stadje nog? Of ergens in de omringende heuvels? Een boerenhoeve?…
Mais non! Hij hoeft zich daarover geen zorgen te maken…” hoort Vincent onverwachts van vlak onder zijn raam opklinken.
Volgt een onverstaanbaar mompelen. Een kort lichen. En dan het geluid van een venster dat wordt gesloten. Ook Vincent duwt zijn raam dicht. Hij laat de gordijnen neervallen. Opnieuw baadt de kamer in een grijzig licht. Vincent stapt weer op het bed toe en vlijt zich vol behagen achterover op de harde, brede matras, opzettelijk met zijn benen de lakens en dekens verfrommelend (je hoeft je bed toch niet zelf op te maken).’ Enzovoort.

Eerste sneeuw

Het is weer helemaal alsof ik het zelf beleef.
Sneeuw. Gisteren zag ik op de Mont Ventoux de eerste sneeuw liggen.

Reageer