1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Ja of nee in zwart-wit

3 dec, 2012 Onderdeel van paysages

Column door Peter Hagtingius

De dag dat ik Frankrijk zag. Ik was misschien een jaar of tien, met mijn ouders op vakantie. In een Ford Taunus. We zouden overnachten in de Elzas. Mijn moeder had de mulo doorlopen en wist nog iets van school-Frans. Ze bekeek de kaart in het hotel-restaurant waar we die nacht verbleven en herkende ´pommes de terre´. Aardappelen, zei ze tegen me. Ik weet niet meer wat die schotel verder behelsde. Maar die aardappelen bleken chips en toen wist mijn moeder genoeg. Ze gaf mijn vader opdracht de volgende ochtend zo vroeg mogelijk en met spoed naar Zwitserland door te rijden. Met Frankrijk wilde ze niets meer te maken hebben. Ze had altijd al het idee gehad dat het in Frankrijk niet pluis was. Louche volk, raar land met een moraal van lik-me-vestje. De chaos van de Vierde Republiek, veroorzaakt door stinkende knoflookjunks en in wijn gedrenkte drankorgels. Mijn moeder was geheelonthoudster. En stokbrood rekende ze niet tot het Europees erfgoed. 

Ik vind het nog steeds subliem hoe mijn moeder een hele natie binnen 24 uur afschreef. Ik weet ook wel dat het niet hoort, na één kwestietje in een restaurant een compleet land tot voortaan verboden gebied verklaren. Maar ik ben nog steeds jaloers op mensen met een luid en duidelijk standpunt die van geen compromis willen weten. Kon ik het me maar veroorloven, zo´n ja of nee in zwart-wit. Zelfs in de huiselijke kring is er geen markt voor. Hoe vaak heb ik niet uitgelegd dat een motor niet loopt als je de tank voor de helft met diesel vult en de overige vijftig procent met benzine? En dan had ik het over de ´cohabitation´ tussen Chirac en Jospin. Of zoals nu in het oude vaderland, over Rutte en Samsom. Onbegrip is mijn deel zodra ik me verzet tegen een beetje van dit en een beetje van dat.

Half werk. Mijn moeder was er gauw klaar mee. Ze had gelijk. Ze deed niet aan gesjoemel. Dus wegwezen als aardappels aan chips gelijk gesteld worden. Het kan best zijn dat echt iedereen belazerd wil worden, wat misschien wel het psychologisch geheim van het kapitalisme is, maar mijn moeder dus niet. Ik was en ben trots op haar. Een fundamentaliste met in beton gegoten principes. Ze heeft niet hoeven beleven dat haar enig kind zich uitgerekend in Frankrijk vestigde. Ik droom wel eens over mijn pleitnota als ik mijn verblijf in dit land jegens haar zou moeten verdedigen. Ik zou het over haar schoondochter hebben, op wie ze zeer gesteld was en die aan reuma lijdt. En dus bij de zon van het zuiden gebaat is. Ik zou schrijven dat het hier best meevalt, als je die Fransen in hun eigen taal te woord staat. Dat je hier wel degelijk serieuze aardappels kunt krijgen, zelfs in restaurants. Maar dus weer geen andijvie. Dat we gekozen hebben tegen de overbevolking in het oude vaderland, dat een Provençaals gehucht nostalgische rust en stilte garandeert. Ik zou geheim houden dat haar kleindochter een halve Française is geworden. Ofschoon ze nu weer gewoon in Nederland woont.

Toen hij weduwnaar was, is mijn vader een paar keer komen kijken waar we uithingen. Voor het eerst in een vliegtuig. Hij ging mee naar het café waar hij, sportfanaat en beroepsvoorzitter in atletiekkringen, een soort idool ontmoette, de Vlaamse wielrenner, ploegleider en tv-commentator Fred DeBruyne, Die woonde toen ook in ons dorp, hij is overleden. Zijn weduwe is een schat, we komen haar vaak in het dorpsrestaurantje tegen. Terug naar Vlaanderen vindt ze onbespreekbaar. Ze hebben lang met elkaar gesproken, mijn vader en Fred, in het Nederlands, in de tl-verlichte dorpskroeg. Over de Tour de France. Mijn vader aan de thee, Fred aan de pastis en het bier. Mijn vader die drukke feestelijkheden haatte, ging ook mee naar het oorverdovende bal op Quatorze Juillet, op de boulesbaan. Ik zie hem nog zitten, op zo´n ongemakkelijk ijzeren stoeltje aan een lange tafel te midden van nogal aangeschoten dorpelingen. Moderne pokkenherrie van de band Mistral. Maar zijn kleindochter, toevallig of niet uitgerekend op 14 juli geboren, danste zich de gekte in de rondte. ´Dan maar Frankrijk´, moet hij gedacht hebben.

En heel misschien had ik mijn moeder tot een genuanceerder oordeel kunnen verleiden als ze geweten had dat haar kleindochter als peuter en kleuter hardnekkig bleef volhouden dat héél Frankrijk feest vierde omdat zij jarig was. Straaljagers boven de Champs-Elysée? Tuurlijk! Zij was toch jarig?

Toen mijn vader was overleden en mijn dochter voor een retourtje Nederland gekozen had, stelde ik mijn vrouw voor Frankrijk te verlaten. Vaak toch een beetje radicaal als mijn moeder vonniste ik dat het land – althans bij ons in de buurt – onherstelbaar verminkt was. Mijn sterkste argument was: er is een stoplicht in het dorp! Dé illustratie dat van het boerenbestaan in een gehucht van niks op het Franse platteland weinig meer over is. En ik attendeerde op de bling-bling villa´s naar de pijnlijke paleisideeën van de Jan des Bouvries-achtigen, gezwellen in de panoramische vergezichten van ooit. Niet dat mijn vrouw ooit luistert. Naar niemand, geloof ik. Maar in één van die schaarse momenten van onoplettendheid die haar teisteren en waar mijn moeder nooit last van had, zei ze ja tegen het idee Frankrijk de rug toe te keren. En zo hebben we toch mooi vijf jaar rondgehangen in de Portugese Algarve. Tot mijn echtgenote met veel bombarie aan de onzinziekte heimwee ging lijden. Er kwam alleen nog Franse wijn in huis, in de ´supermercado´ sprak ze exclusief Frans, in de wetenschap dat niemand er een woord van kon verstaan, ze schroefde de Franse kentekenplaten die ik nog had op onze auto. Ze nam een abonnement op de Nice Matin en liep zelfs als het regende pontificaal de tuin in als ik het Portugese Journaal opzette. En mijn dochter mailde dat ze alleen nog bij ons op vakantie zou komen als we weer in Frankrijk gingen wonen. Een gevalletje samenzwering natuurlijk. Ik wist wel dat mijn dochter het armzalige Portugal helemaal niks vond en een diepe afkeer ontwikkeld had van ´s lands nationale gerecht: de aan levertraan rijke sardientjes. Dat er coup tegen me gepleegd zou worden had ik niet voorzien. Het zou mijn moeder nooit zijn overkomen.

We zijn dus weer terug in Frankrijk. En het valt mee. We hebben een Provençaals plekje gevonden waar er zelfs geen pizzeria is en waar de Deux Chevaux het straatbeeld nog bepalen. Mijn vrouw is thuisgekomen en mijn dochter komt met de kerst. Als het kon zou ik mijn moeder een mailtje sturen. Dat het me niet gelukt is: ja of nee in zwart-wit. Dat ook ik verworden ben tot een compromisfiguur. Misschien maar beter dat ze dat niet weet.

Peter Hagtingius is hoofd-redacteur van Côte&Provence

Reageer