Betoverde bronnen
21 jan, 2014 Onderdeel van paysagesColumn door Caspar Visser ’t Hooft
Op één dag doe ik drie ruïnes. Ze liggen alle drie in het zuiden van de Drôme. Als je ze op de kaart met een potloodstreep met elkaar verbindt, dan vormt die streep een dak boven het stadje Grignan. De prieuré du Val des Nymphes en de bouwval van het kasteel van Condorcet bevinden zich op dezelfde breedtegraad als Grignan, ten westen en ten oosten ervan, de ruïne van de prieuré van Alayrac vormt de punt van het dak en ligt recht boven Grignan, een tiental kilometers noordelijker. De romaanse kapel van de Val des Nymphes wordt slecht aangekondigd. Je rijdt er voor je het weet voorbij. Je moet op de smalle weg een plek zien te vinden waar je kunt draaien, en dan maar zien of je terugrijdend het bordje opmerkt. Met de prieuré (kloosterkerk) van Alayrac precies hetzelfde. Maar dat is en blijft Frankrijk: er zijn zoveel mooie, oude dingen dat je niet van alles afgelikte, commerciële attracties kunt maken met glossy borden langs de weg.
Nimfen
De kapel van de Val des Nymphes ligt op een open plaats in het bos en kijkt uit op een vallei met een olijfbomenaanplant. Een bescheiden en sober bouwwerk opgetrokken uit lichtgrijze steen, breed zich uitstallend, met een façade als een open geslagen boek. Romaanse stijl in al zijn puurheid. Stilte. Af en toe ritselt er iets onder het grillige eikenlover (chênes verts) – in werkelijkheid blijkt dit ritselen het zacht klateren van water te zijn. Een paar meter voor de façade van de kapel strekt zich een bassin uit. De stenen wanden zien groen van het mos, het water zit vol algen, uit een van de wanden steekt een roestig pijpje. Uit dit pijpje sijpelt vocht. In het donkere water, op een open plek tussen twee algenmassieven, schiet een wezen voorbij – een vis? Stilte… Ook de prieuré van Alayrac, verderop in de heuvels, is gebouwd op een plek waar in een oerverleden goddelijke waterwezens werden vereerd. Het ligt in een tamelijk diep dal, de kapel heeft geen dak meer, maar de zijmuren met de romaanse bogen staan nog recht overeind. De narthex (het voorportaal) en het begin van het schip moeten vroeger een houten bodem hebben gehad, om een kleine afgrond in de rots te overbruggen. Nu is die afgrond open, en valt de blik op een waterreservoir, beneden. Ook hier lijkt het alsof het water stagneert en schimmelt. In een hoek bolt het op, bol borrelend, zachtjes, onhoorbaar. Een bron, water dat vanuit het binnenste van de aarde opwelt. De prieuré van de Val des Nymphes was een dépendance van de benedictijner abdij van Tournus, de prieuré van Alayrac van een benedictijner nonnenklooster in Lyon. De eerste werd gesticht in de elfde eeuw, de tweede een eeuw later. Ja, allebei op plaatsen waar men in voorchristelijke tijden de schichtige schimmen van nimfen kon bespieden, in het water, zwevend boven het water, dartelend rondom de bron. Ja, nimfen: we naderen de mediterrane wereld van de klassieke mythologie. Noordelijker, in de oerbossen van het Germanendom, daar waar de donkere sparren groeien, hebben we het over feeën. Bronnen, betoverde plaatsen, heilig, weldadig, vriendelijk: geschikt om er ook de Zoon Gods en zijn hemelse moeder te aanbidden. Dat hier legenden aan voorafgingen, die voor ons nog slechts in rafels na-nevelen, gaf er alleen maar diepte aan. Ze waren als een gespreid bed. Totdat ook die christelijke bouwwerken vervielen – nimfen en nonnen, waterwezens en kluizenaars…
Condorcet
Van het oude kasteel van Condorcet is niet veel over. Een paar muren op een kale rots boven een dorp. Dit was het stamslot van de oude Provençaalse familie De Caritat. Ze mochten zich markies van Condorcet noemen, en de laatste telg van dit geslacht was de beroemde Nicolas de Condorcet, verlichtingsfilosoof, wiskundige, revolutionair. Hij stierf in 1793, en hij had geen mannelijke nakomelingen. Hij had een dochter, en van haar stamt af, in directe lijn, de dichter Patrice de la Tour du Pin (1911 – 1975). Ik noem hem omdat we van hem dit mooie citaat hebben, dat goed past bij wat ik hierboven heb geschreven: Tous les pays qui n’ont plus de légende seront condamnés à mourir de froid… (vert. “Streken die geen legenden meer hebben, zijn gedoemd te sterven van de kou…”).