1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Vlaams, Vlaamser, Vlaamst

28 feb, 2014 Onderdeel van paysages

Column door Annelies Verbeke

Menig westhoekbewoner heeft me ervoor gewaarschuwd dat het hier in de lente en de zomer dan wel mooi is, maar dat ik in de twee andere seizoenen zal merken hoe troosteloos dit landschap kan zijn. Nu ik op mijn tocht hierheen word vergezeld van herfstregen, begin ik te begrijpen wat ze bedoelen. De boeren en koeien die ik voorbij rijd lopen gebogen, nat lijken de graven meer aanwezig. Tijd om in een museum te schuilen. Het is mijn bedoeling het Musée de la Frontière in Godewaersvelde te gaan bezichtigen, want op 30 september sluit het de deuren tot april. Aangezien het op de Rue de Callicannes ligt, de straat die door mijn grenspost loopt, zie ik er geen graten in dat ik het huisnummer ben vergeten te noteren. Op een of andere manier slaag ik er echter in het niet te vinden. Volgende week zal ik het opnieuw proberen, maar nu volg ik dan maar de bordjes naar een ander museum: het Musée de Flandre, in Cassel.

Het is een bijzonder dorp, waar je langs bescheiden haarspeldbochten heen klimt. Ik arriveer tijdens een nieuwe regenvlaag, en spurt dus maar meteen het museum in. Er loopt een tentoonstelling over Vlaamse maniëristen, veelal anonieme schilders uit de eerste helft van de zestiende eeuw. Het maniërisme, zo laat ik me in herinnering brengen, wilde breken met de hyperrealistische weergave; lichamen worden uitgerekt en krijgen verwrongen houdingen, nachtelijke taferelen raken in trek. Maar het zijn vooral de symbolische details en de vaak hallucinante droombeelden die het kijken tot een feest maken. Een gouden engel springt van zijn sokkel. Zelfstandige onderbenen varen in bootjes. Putti zonder lichaam vliegen door de wolken, hun vleugels aan de zijkanten van hun hoofd. Uit de kop van een hert groeit een kruisbeeld. Een doedelzakachtig monster bespeelt zichzelf. Een krabachtige man omklemt een vis met zijn mond. Twaalf honden, sommigen doorschijnend, rennen over blauwgroene rotsen. Een visachtige boot vertrekt in een haven, een man met een dierenkop haast zich ervan weg, gevolgd door een ‘kipslakmens’.

Het merendeel van de schilderijen toont uiteraard religieuze taferelen. Als vanzelf zet ik mijn tocht door Cassel verder naar de kerk. Daar is een koster aan het oefenen, in een zijkamer, waarvan de deur openstaat, kiest de pastoor een nieuw kleed. Hij wordt daarin bijgestaan door twee gezette vrouwen en een dunne man. Ze voeren een discussie, maar geen hoogoplopende. Achter de kerk strekt het landschap zich uit, ondanks de mist laat het zich vanaf de Casselberg tot kilometers ver bekijken. Het zou de achtergrond op een zestiende-eeuws schilderij kunnen zijn.

Het meest opmerkelijke aan Cassel is wellicht de uitbundigheid waarmee het ‘Vlaming zijn’ er wordt uitgedragen. Overal hangen Vlaamse vlaggen en afbeeldingen van de Vlaamse leeuw. Het huis van waaruit ‘Radio Uylenspiegel’ uitzendt, draagt de tekst ‘Zuid Vlaming ook Vlaming’. Schuin tegenover Taverne de Vlaming ligt het Hotel du Ville. De woorden ‘Liberté, Egalité, Fraternité’ op de gevel worden vergezeld door de boodschap op het raam: ‘Vlaamse pannekoeken!’ Mocht dit een Antwerps straatbeeld zijn, zou ik er doodsbang van worden.

Ik ga een oud hoekcafé binnen. Het bejaarde echtpaar lijkt mijn komst hoogst merkwaardig te vinden. Zij draagt haar lange grijze haar in een dot op haar hoofd, hij zit over zijn krant gebogen. Er zijn geen andere klanten. Ze zijn bijzonder vriendelijk. Jaja, ze zijn open, en ze hebben koffie, zeker. Ik vertel hen voorzichtig over de wat bevreemdende indruk die al die Vlaamse vlaggen op me maken. Voelen zij zich echt nog Vlamingen? Ze gaan er niet direct op in, demonstreren beiden de zin: ‘Ik kan een beetje Vlaams’ en zeggen dat er veel Vlaamse toeristen komen. Aan de toog achter hen prijken twee stickers van Vlaamse leeuwen. Bij de ene luidt de slogan ‘Welkom bij de Vlamingen’, bij de andere ‘Ek zyn Vlaming en preus van ’t te zijn’. Wellicht zijn mijn vragen gewoon hopeloos overbodig.

 

Annelies Verbeke debuteerde met de roman Slaap (De Geus, 2002), waarmee ze drie prestigieuze literaire prijzen won. Het boek is in meerdere talen vertaald. In 2006 verscheen bij De Geus haar tweede roman Reus, en een jaar later de verhalenbundel Groener gras. Haar meest recente roman, Vissen redden, zag in 2009 het licht. Het werd genomineerd voor meerdere prijzen. In 2012 verscheen de roman-in-verhalen (of verhalenbundel) Veronderstellingen en in 2013 de ‘graphic novella’ met tekenaar Klaas Verplancke Tirol inferno.  Annelies Verbeke schrijft ook scenario’s voor theater en film. Ze woont in Gent. In verband met het West-Vlaamse project 300jaargrens, dat op vele wijzen het beleven van de grens tussen Belgisch Vlaanderen en Vlaams-Frankrijk belicht, schrijft Annelies Verbeke elke week een column. Deze tekst verscheen in september 2013.

 

 

 

Reageer