Paris amoureux
4 jun, 2014 Onderdeel van paysagesColumn (twee verhalende schetsen) door Jelle Noorman
(I) TROUWFOTO AAN DE SEINE
Langs de kade bij de Pont Alexandre III heeft een skater met keien een parcours uitgezet. Hij slalomt behendig tussen de stenen door, die op een halve meter afstand van elkaar liggen. Boven hem is een auto gestopt, waaruit twee mannen met fototoestellen stappen, gevolgd door een derde, in grijs kostuum, die het portier openhoudt voor een bruid, wier witte jurk met sleep als badschuim uit de compacte ruimte bruist. De bruidegom pakt haar hand vast en trekt haar langzaam en voorzichtig naar buiten, terwijl hij met zijn andere hand de meters stof in bedwang houdt en verschikt. Als ze eindelijk naast hem staat, wat beduusd, zo met haar sprookjesjapon opeens in de echte wereld, buitelen er nog twee jongetjes van een jaar of acht uit de limousine. In hun gele kuitbroek en piratenhemd zetten ze een eerder begonnen stoeipartij voort, om een dag lang ja en amen van zich af te schudden.
Het gezelschap daalt de trap af naar de kade, waar de twee fotografen een keurende blik op de entourage werpen, de belichting peilen en overleggen. Terwijl de een op het paar afstapt voor instructies, neemt de ander zijn positie in. Hij is misschien de broer van de bruid of de bruidegom, maar vrijwel zeker de vader van de twee zwarte jochies, die wild om hem heen rennen en die hij met een geoefend gebaar, zonder op of om te kijken bij hun nekvel pakt. Hij duwt ze voor zich uit en plaatst ze aan weerszijden van de bruid, die met de wind om haar sluier twist. De bruidegom knielt naast een van de jongens neer en stopt zijn loshangende hemd in zijn broek. De fotograaf doet hetzelfde bij de ander. Zijn collega gebaart naar de bruidegom. De jonge echtgenoot stapt ernstig knikkend opzij, zonder zijn blik van zijn vrouw af te wenden, die zenuwachtig naar hem giechelt. Het jongetje aan haar linkerhand heeft zijn vinger in zijn neus gestoken en wordt door zijn vader streng terechtgewezen. Hij laat zijn hand zakken en kijkt verongelijkt voor zich uit, vastbesloten niet te glimlachen voor de foto.
De skater voert zijn slaloms nu achterwaarts uit, om niets van de gebeurtenis te hoeven missen. Op de brug is een oude dame stil blijven staan en staart met een dromerige blik naar beneden. Twee, drie flitsen, en dan nog twee. De jongens mogen weer spelen, bruid en bruidegom worden herenigd voor het plaatje dat straks ingelijst op verschillende buffetten, tafeltjes en televisies zal prijken, hier en overzee. De kinderen hebben de skater ontdekt en hinkelen over de stenen achter hem aan. Hij lacht en begint op één been achten om hen heen te schaatsen. De jongens tillen ook een been op en huppelen rondjes, totdat ze duizelig worden en overdreven struikelend tegen elkaar aan vallen. Het paar wordt tot tedere poses bewogen, maar heeft al gauw geen regie meer nodig. Achter hen doemt een rondvaartboot op. Eén foto nog. De kus. Vanaf de rivier gejuich en applaus.
(II) LENTE, PLACE RENÉ CASSIN
Een eskadron Japanse toeristen is met grote discipline bezig elkaar afzonderlijk en in alle mogelijke combinaties te vereeuwigen voor de sculptuur van Henri de Miller. Iets terzijde staan twee Franse meisjes van een jaar of tien geduldig te wachten tot ze weer op het neergevlijde hoofd in de reusachtige hand mogen klauteren. Op de tribune eromheen is het stil. Het water dat over de randen van de vijvers stroomt maakt een geluid dat water niet hoort te maken, zelfs niet wanneer het is getemd zoals hier. Het klatert niet maar raast, vanwege de rasters waar het op neerslaat.
Er komen twee Noord-Afrikaanse meisjes op de onderste trede zitten. Ze delen een beker ijs en de Marie-Claire. Achter hen, helemaal bovenaan, is een groepje jongens neergestreken in het gras. Een van hen pingelt wat op een gitaar. Een ander, met dreadlocks, speurt het plein af en ontdekt de meisjes. Hij staat op en loopt met de zelfverzekerde tred van de supermec naar ze toe. Met één Nike op de trede vraagt hij om een vuurtje. Ze kijken geamuseerd naar hem op en het meisje dat de beker vasthoudt brengt in slow motion een hap ijs naar haar mond, om vervolgens al even traag haar tong langs haar lippen te laten glijden. Haar vriendin buigt zich weer over het tijdschrift en zegt dat ze niet roken. Rastaman heeft geen verdere aansporing nodig en begint hun kwaliteiten te prijzen, met de weidse gebaren van een Amerikaanse rapper. Telkens wanneer zijn armen weer neerkomen, plant hij één hand in het kruis van zijn trainingsbroek, zoals dat nu eenmaal hoort. Het meisje met het ijs likt langzaam het plastic lepeltje af, laat haar blik even langs zijn zwaartepunt glijden en merkt dan nuffig op: ‘Tu pourrais au moins être décent.’
Hij laat zijn hand los en lacht iets te luid. Om zijn houding te hervinden haalt hij een pakje sigaretten en een metalen aansteker uit de zak van zijn jasje. Hij steekt er een op en blaast een dikke rookwolk naar het meisje, dat met een ruk haar hoofd opheft en wild met het tijdschrift voor haar gezicht begint te wuiven, alsof ze een wesp verjaagt. Ze kijkt hem woedend aan en sist: ‘Ça va pas non!’
Zijn vrienden hebben de hele onderneming gadegeslagen en beginnen te joelen. Beduidend minder cool druipt de jager af. Maar hij geeft zich nog niet gewonnen. Een paar minuten later daalt hij opnieuw af in de arena en loopt naar dezelfde plek. Ditmaal blijft hij op gepaste afstand staan, kijkt arrogant over de meisjes heen en vraagt langs zijn neus weg of hij zijn aansteker bij hen heeft laten liggen. Ze kijken verbouwereerd op. Het zijn twee andere meisjes. Op het moment dat hij zijn vergissing inziet, lopen de eerste twee gierend voorbij en werpen hem een kushandje toe. De jongen met de gitaar heeft een lied aangeheven. ‘I’m a loser, baby, so why don’t you kill me…’
Jelle Noorman is de auteur van Een culturele geschiedenis van Frankrijk en Mijn Frankrijk. Van zijn hand verschenen vertalingen van onder meer Alain de Botton en Marcel Proust. In april 2014 verscheen bij uitgeverij Atlas/Contact zijn roman Geen tijd voor Proust, die door Schrijver in Frankrijk is besproken.