1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Vrolijk grensgeval

16 jun, 2014 Onderdeel van paysages

Column door Annelies Verbeke

In een file bij Rijsel vraag ik me af of ik de enige mens op aarde ben die op deze vroege donderdagochtend zonder enig plan van Gent naar Hazebroek rijdt. Dat zou goed kunnen. De radio meldt dat het de laatste dag is waarop aandeelhouders van Lernout en Hauspie bij het Gentse Hof van Beroep om een schadevergoeding kunnen vragen. Op weg naar Callicanes rij ik meestal voorbij de gewezen Flanders Language Valley, sinds 1999 tot Ieper Business Park omgedoopt. Maar vandaag neem ik een andere weg. Tien kilometer voor de afslag Armentières staat BREL op een brug over de snelweg gekalkt. Onze Brel? vraag ik me af. Ik heb hem niet bij me, stop jazz in de cd-speler. Caravan van Duke Ellington geeft Frans-Vlaanderen toch een compleet ander cachet. Als het geen hallucinatie van me is, verandert er zelfs iets met het licht. Het schijnt goudkleurig boven de velden, of eerder: het is alsof de lucht plots vol woestijnzand hangt.

Als ik Hazebroek binnenrijd, twijfel ik opnieuw aan mijn zintuigen. Wordt de vuilniskar hier echt door een boerenpaard voortgetrokken? Ja. De vuilniskar wordt hier door een boerenpaard voortgetrokken, gevolgd door een lange sliert stapvoets rijdende auto’s met verveeld kijkende chaufeurs en een Renault Mégane met een rare Belgische vrouw die het allemaal fantastisch vindt.

In 1436 werd Hazebroek geplunderd door de Gentenaars. Ik kom echter met het voornemen overal netjes voor te betalen. Hier zijn opvallend veel kappers en bloemenwinkels, wat in grote mate bijdraagt tot mijn vrolijkheid. Er is zelfs een hondenkapper. Ik kan er naar binnen kijken: een dikke poedel hangt gelaten in een harnasje terwijl een vrouw zijn poten scheert. Ik koop twee croissants. De bakkersvrouw waarschuwt me er voorzichtig mee te zijn: ze zijn heel warm. In een boekenwinkel koop ik voor het eerst in mijn leven een kookboek: Cuisine CH’TI. ‘Moet ik het inpakken of is het om hier op te eten?’ vraagt de man aan de kassa. Wij moeten daar beiden overdreven hard mee lachen. ‘Bon appétit!’ roept hij mij na. Ik kwam onlangs tot het besef dat ik niet bepaald een kritische onderzoeker van dit grensgebied ben. De vakantiegevoelens die me blijven overvallen, maken me er te blij voor. En daar ga ik me niet voor excuseren.

Al is er natuurlijk wel iets raars aan de hand met dat Vlaamse waarmee de Frans-Vlamingen zo dwepen. In Hazebroek is er ook een overschot aan zaken die ‘Flamand’ in hun naam dragen. ‘Le Coq Flamand’ bijvoorbeeld. Maar de Vlaamse producten die in een winkel als ‘Le Panier Flamand’ worden verkocht, zijn niet de etenswaren die in Vlaanderen in de winkels liggen. De chichorei, de peperkoek van het merk Roodkapje en het potjesvlees in de uitstalramen, ze verwijzen toch vooral naar een Vlaanderen dat nog nauwelijks bestaat.

Voor het Musée Augustin ben ik te vroeg, voor de Jardin Public is het de verkeerde maand. Ik werp mij vol overgave op de locale middenstand en bezoek daarna bij wijze van inkeer de Sint-Elooiskerk. Alweer die Sint Elooi. Je vindt de heilige, die zich richtte op de kerstening van de Vlamingen, in het hele grensgebied terug. In restaurant Terminus in Callicanes lokte een vrouw me naar haar metaalbedrijf met het vooruitzicht Sint-Elooi er op een glasraam te treffen. En zoveel café’s dragen zijn naam. De edelsmid is de patroonheilige van drieëntwintig beroepen en beschermt tegen zeven ziekten. Druk, druk, druk. Daarnaast figureert hij onder andere in de legende ‘de lelijke smidsvrouw’, een grappig bedoeld verhaal over vrouwenmishandeling.

Er vallen in Hazebroek meer dan duizend begraven soldaten te betreuren. Dat gebeurt dit jaar wellicht ook overvloedig. Niet ver van de Sint-Elooiskerk hangt een zonnewijzer aan een gevel met daarboven de woorden ‘orta est lux in regione umbrae mortis.’ Ik denk dat ik weet wat het betekent en kan het niet helpen dat de tranen me in de ogen schieten. Thuis zoek ik het op. Uit de profetie van Jesaja in het Oude Testament: ‘Habitantibus in regione umbrae mortis lux orta est eis’. ‘Voor zij die wonen in het gebied van de schaduw van de dood, is het licht gerezen.’

Laat Duke Ellington de hemel boven Hazebroek goud kleuren. Laat de vrede triomferen in hondenkappers, hete croissants en een overvloed aan bloemen.

 

Annelies Verbeke debuteerde met de roman Slaap (De Geus, 2002), waarmee ze drie prestigieuze literaire prijzen won. In 2006 verscheen bij De Geus haar tweede roman Reus, en een jaar later de verhalenbundel Groener gras. Haar meest recente roman, Vissen redden, werd genomineerd voor meerdere prijzen. In 2012 verscheen de roman-in-verhalen Veronderstellingen en in 2013 de ‘graphic novella’ met tekenaar Klaas Verplancke Tirol inferno. Annelies Verbeke woont in Gent. In verband met het West-Vlaamse project 300jaargrens, dat op vele wijzen het beleven van de grens tussen Belgisch Vlaanderen en Vlaams-Frankrijk belichtte, heeft Annelies Verbeke bijna een jaar lang elke week een column geschreven. Deze tekst verscheen in januari 2014.

 

 

 

Reageer