1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Niet gedaan met de Morvan

2 nov, 2015 Onderdeel van paysages

Column door Eva Posthuma de Boer

Op mijn zevende kochten mijn ouders een huis in de Morvan. Vanaf toen brachten we er elke zomer door, zes lange weken, en ook met Pasen waren we daar, wanneer het voornamelijk regende, de tuin een meertje werd en we matzes op de houtkachel knapperig bakten. De stilte, de schone lucht, het weidse uitzicht, de onveranderlijkheid van het landschap, van de stugge mensen, van mezelf, op die plek. Als ik geluk zoek, kan ik het daar vinden. Soms ga ik erheen om te schrijven, alleen, soms neem ik mijn kinderen mee – wat elke keer weer voelt alsof ik mijn ouders na doe omdat ik daar zo ontzettend kind ben geweest.

De verhalen liggen er voor het oprapen 

In mijn debuutroman Eindeloze dagen figureerden de Morvan en ons vakantiehuis al kort, in Ica, mijn vierde roman, vormen ze het belangrijkste decor. Door het verhaal daar te situeren, kon ik er voortdurend zijn, in mijn hoofd – het was genieten. Sommige delen heb ik daadwerkelijk daar geschreven, maar veel kwam gewoon in mijn Amsterdamse werkkamer uit de pen. De sfeer van de plek en bepaalde details kloppen, maar de inrichting van het huis had voor het verhaal een aantal aanpassingen nodig, dus niet alles in het boek is naar waarheid, maar wat wil je, het is een roman. Voor veel schrijvers vormen plekken uit hun jeugd een belangrijke inspiratiebron, en dat geldt voor mij ook. Ik denk niet dat het met Ica gedaan is met de Morvan, de verhalen liggen er voor het oprapen. Iets met een verlaten huis en een familiedrama, heb ik voor ogen. Maar zover is het nog lang niet. Eerst een boek in Amsterdam. Minder gelukkig, maar ook mijn jeugd. En wat daarop volgde.

Ica (korte beschrijving)

Wanneer Nadine Sprenger als debutant het boekenbal bezoekt, maakt ze kennis met de door haar zo bewonderde Ica Metz. Tussen haar en de kleine, grote schrijfster bestaat onmiddellijk een vanzelfsprekende, maar onverklaarbare vertrouwdheid. Getroffen door de gretigheid waarmee Ica in het leven staat, maar ook door haar werk, komt Nadine tot het besef dat ze geen fascinerender personage voor haar nieuwe roman zou kunnen verzinnen dan Ica Metz. Zonder haar idee uit te spreken, nodigt Nadine Ica uit om mee te gaan naar haar vakantiehuis in de Morvan. Tot haar verbijstering gaat Ica op het aanbod in. Samen reizen ze af, en trekken ze zich voor onbepaalde tijd terug op het Franse platteland.

Ica (fragment)

…Nadine opende het raam, lucht van brandhout en gras waaide binnen, en loste haar verwrongen gedachten op. Ica’s ademhaling was weer diep en regelmatig. Ze waren nu bijna in het dorp waar zondagen zich niet meer onderscheidden van andere dagen, en de stilte die hen voorlopig zou omgeven, zich aankondigde. De Morvan was van oorsprong een arm, agrarisch gebied; fabrieken ontbraken, de lucht was zuiver. Je kon er uren dwalen zonder een ziel tegen te komen. Toch was het dorp waar hun huis toe behoorde, al lag het er ver buiten, in de tijd dat ze het kochten een levendige plek geweest, met een garage, een apotheek, en allerlei winkels. Rond het middaguur konden de dorpelingen, veelal boeren, zich nog in maar liefst drie verschillende cafés verzamelen. Nu was dat er nog maar een.

Op de brug bij het postkantoor, naast het veldje waar op quatorze juillet het vuurwerk werd afgestoken en in augustus het circus neerstreek, zette Nadine de auto even stil, in de hoop dat Ica wakker zou worden en ze de laatste kilometer, en het moment van aanrijden, konden delen. Maar Ica’s slaap leek onverstoorbaar, en de herinnering aan de brug, ooit de verzamelplaats van de dorpskinderen, bleef van haar alleen. De tengere, donkerharige meisjes, en de jongens met vetkuiven en sigaretten tussen de lippen, hadden een magisch soort aantrekkingskracht op Nadine gehad, al staarden ze naar haar alsof ze van een andere planeet kwam, en fluisterden ze samenzweerderig achter hun hand wanneer ze zo nonchalant mogelijk langsliep. Zodra ze een beetje Frans machtig was, had ze beschroomd toenadering gezocht; ze deelde sigaretten uit, en gaf antwoord op vragen van de jongens met brommers, de eersten die het lef hadden met haar te praten. Er werd plaats gemaakt voor haar op de brugleuning, ze kreeg flesjes lauw bier, en mocht op brommers rijden. De middagen bij de brug verdreven de verveling die op de lange zomerdagen zo genadeloos kon toeslaan, maar de dorpskinderen bleven haar bezien als een attractie, afkomstig uit een land dat ze hardnekkig verwarden met Allemagne.

Allemaal hadden ze het dorp ongezien verlaten, en waren ze naar plaatsen verhuisd waar Nadine slechts naar kon gissen, in de Parijse banlieue of het zuiden; het was hun generatie die er aan het begin van de eenentwintigste eeuw voor zorgde dat in de Morvan de grootste ontvolking van Frankrijk plaatsvond. Huizen kwamen leeg te staan, winkeliers vonden geen opvolgers meer en sloten de deuren. Alleen Jean-Pierre, de ruige slagerszoon voor wie ze altijd een beetje bang was geweest, was gebleven, maar die had voor zijn vader weinig kunnen betekenen; rond zijn achttiende veroorzaakte hij met zijn opgevoerde BMW een ongeluk in de bocht bij de forellenkwekerij. De tegenligger, een boer uit Chassagne, was op slag dood. Jean-Pierre zelf brak zijn nek, waardoor hij zich voor de rest van zijn leven als een robot voortbewoog. Zijn vader had achtereenvolgens de brui aan de winkel en het leven gegeven, en lag samen met zijn vrouw onder een mossige steen op het kerkhof. Jean-Pierre woonde nog altijd in de oude boucherie, waarop een roestig gevelbord aan betere tijden herinnerde. Nadine zag hem wel eens in de overwoekerde voortuin staan. Dan stak ze, van achter het autoraam, huiverend haar hand op, en draaide hij zijn bovenlichaam, waar zijn hoofd onbeweeglijk op vast zat, traag in haar richting ter begroeting.

Aan het eind van de landweg die vanuit het dorp omhoog leidde, bij de oude wasplaats, remde Nadine af om de Ligne in te slaan, het pad dat vanuit het gehucht steil het dal invoerde. Eindelijk ontstond er weer beweging naast haar; Ica trok de jas van zich af en boog zich voorover om met toegeknepen ogen door de voorruit te kijken.

‘Is het hier?’

Nadine glimlachte. ‘Bijna.’

Ze lieten de laatste huizen achter zich, stapvoets hobbelden over losliggende stenen, door kuilen en ingedroogde tractorsporen.

‘Ik dacht dat ik uit een negorij kwam,’ zei Ica, ‘maar hier is het echt van god en iedereen verlaten.’

‘Van god durf ik niet zeggen,’ grijnsde Nadine, ‘van mensen wel.’

Ica wilde iets antwoorden, maar sloeg een benauwde klank uit, en greep zich vast aan het dashboard. Haar magere schouders begonnen te schokken, en ze barstte los in een onbedaarlijke hoestbui. Haar gezicht liep rood aan, de aderen in haar nek zwollen op. Nadine trapte op de rem, en reikte haar snel een flesje water aan, maar Ica schudde haar hoofd, en haalde een sigaret uit haar pakje. Snakkend naar adem zette ze er vlam in. Ze inhaleerde diep, en na een paar trekjes kwam ze tot bedaren.

‘Het is niets,’ zei ze hees, en wapperde met haar hand ten teken dat ze weer door konden rijden. Nadine stuurde om een meterslange kloof heen die de linkerkant van het pad doormidden spleet. Ze keek een paar keer opzij, maar Ica staarde, al rokend, voor zich uit en meed haar blik…

 

Eva Posthuma de Boer is schrijfster, theaterproducent en columniste voor Het Parool. Als schrijfster debuteerde ze met de roman Eindeloze dagen (Nieuw Amsterdam, 2007). Daarna verschenen Lichthart (Nieuw Amsterdam, 2009) en De comedy club (Nieuw Amsterdam, 2012). Dit jaar verscheen bij Ambo/Anthos haar vierde roman Ica. In deze roman beschrijft ze uitgebreid de Morvan, waar ze als kind haar vakanties doorbracht.

 

 

Reageer