1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Van wijn en oude stenen

20 jun, 2017 Onderdeel van paysages

Column door Ingrid Vander Veken

Grand Duché – XI-XVIIIème siècle. Zo staat het op het bord dat de stad aankondigt. Alsof ze sindsdien heeft opgehouden te bestaan, terwijl ze onverstoorbaar verder pronkt. Dat weet ik, omdat ik elk jaar door haar heen slenter, over haar geschakelde marktpleinen en haar kronkelende kasseistraatjes, onder haar honingkleurige torens en langs haar statige meesterwoningen. Het had anders kunnen lopen… “Om oude stenen gaf hier niemand,” zegt Stéphane. “Grond was het enige wat telde, voor de landbouw, voor de wijn.” En dus was de oude stadskern middeleeuws gebleven: geen riolen, geen stromend water, huizen die op instorten stonden. Stéphane is onze huisbaas en aannemer, derde generatie al. Zijn voorouders bezaten één van die historische huizen. Ze konden er zich niet snel genoeg van ontdoen. Hij vertelt het met spijt in de stem en met dat onnavolgbaar accent van de personages van Pagnol: “Dat het tij gekeerd is, is grâce à des gens comme vous.” En, als we hem verbaasd aankijken: “Eh oui! Mensen die wèl oog hadden voor de schoonheid van die oude stenen. Die vanuit andere steden of landen naar hier kwamen en tijdelijk of voorgoed bleven.” 

Aan hun bewonderende blikken, legt hij uit, lazen de inwoners af hoe kostbaar die stenen wel waren. Dat er niet alleen te verdienen viel aan glooiende velden en wijnstokken, maar ook aan goed bewaard verleden. Stéphane weet het als geen ander, maar hij vertelt maar de halve waarheid. Toen de nood hoog was, was het een Schrijver in Frankrijk die ter hulp snelde. “Bien sûr,” stemt Stéphane in, als ik zijn naam laat vallen: André Malraux. Verzetsstrijder en wereldburger, cultuurminnaar en bij herhaling Frans minister van Cultuur. Betonneren, heette de remedie die in de jaren zestig van vorige eeuw tal van historische kernen nefast werd, en niet alleen in Frankrijk. Renoveren, verbeterde Malraux in de door hem uitvaardigde en naar hem genoemde wet ter bescherming van het historisch en esthetisch patrimonium. Voor Uzès betekende die in 1962 ingestelde staatssteun de redding.

“Maar mijn vader en grootvader hebben hun stiel wèl opnieuw moeten leren,” zegt Stéphane. “Ze konden niet meer bouwen of verbouwen zoals vroeger. Van die kennis was zo goed als niets doorgegeven.” Zelf heeft hij van oude technieken en materialen zijn handelsmerk gemaakt. Een scheefgetrokken houten deur verschuift en verhangt hij tot ze weer past. “Tja, dat hebben ze wel vaker,” zegt hij dan schokschouderend, met die verontschuldigende tederheid, opgewekt door de onhebbelijkheid van wie je lief is.

 Romeinse mozaïeken

Die middag kuier ik door het quartier André Gide – alweer een schrijver, en bovendien een inwoner van de stad, die behalve deze wijk ook een college en een wandelpad naar hem noemde. Ik gluur door het hek naar de bouwwerf die voor zoveel ophef zorgde en blijft zorgen. Op het terrein van de voormalige gendarmerie zou een internaat voor de twee stadslycea komen. Maar bij het graven stootte men op twee mozaïeken uit de eerste eeuw voor Christus. Binnen de kortste tijd stond de stad op stelten. De werken werden stilgelegd, de mozaïeken moesten worden bewaard, en wel op deze eigenste plek. Want behoorden zij, net als de resten van het Romeinse aquaduct dat via de Pont du Gard water tot in Nîmes voerde, niet tot het geschiedkundig patrimonium van de stad? En al helemaal nu één van hen wellicht rechtstreeks verwijst naar de stichting van de stad, het oude Ucetia.

Door de kier in de omheining ontwaar ik enkel nog de ruïnes van de Romeinse villa, waar de belangrijke vondst deel van uitmaakte. De mozaïeken zelf zijn verdwenen, overgebracht naar Nîmes voor nadere studie en restauratie. Eén weekend slechts hebben de inwoners dan Uzès de kans gekregen ze te bewonderen. Met honderden stonden ze aan te schuiven onder de blakende zon. Maar ze maken zich sterk dat “hun” kunstschat straks weer naar “hun” stad terugkeert. Achter de ramen van de huizen hangen de pamfletten waarmee ze hun eis kracht bij zetten, verwijzend naar wat André Malraux in een geval als dit zou gezegd hebben. Dat je nieuwbouw makkelijk een alternatief kan vinden, maar dat geschiedenis niet vervangen kan worden. Ze hebben hier hun les geleerd, en ze zijn hun redder niet vergeten.

Een ton als voordeur

’s Avonds zit ik bij strijklicht in de tuin. Ik kijk naar de oude dakpannen van Stéphane, waaronder zich hele mussenfamilies genesteld hebben, en nip van mijn wijn. Het is verdomd lekkere wijn, niet gekocht in één van die dure zaken, maar bij een lokale wijnboer. Zijn erf ligt godvergeten tussen de wijngaarden, het enige waaraan je het herkent is de voordeur in de vorm van een ton.

Die deur gaat uitsluitend in de vooravond open. De rest van de dag buigt de boer zich over zijn druiven. Dat doet hij nu al de achtste opeenvolgende generatie, zegt hij trots. Niet enkel stenen tradities verdienen het hoog te worden gehouden.

 

Ingrid Vander Veken publiceerde romans (Papavers, Nieuwe mannen, nieuwe vrouwen, Dubbelspoor, Aankomen in Bali, Zwijgen), een dagboek (Zestig), twee verhalenbundels (Tiramisu en Cru Bourgeois) en twee jeugdboeken (Sam en Olikonijneendpauwpanter). Ze ontving meerdere prijzen. Ook schreef zij theater en scenario’s. Ze woont en werkt in Antwerpen, maar verblijft regelmatig geruime tijd in Frankrijk. Ze is medeoprichter van de Vlaamse Auteursvereniging, was bestuurslid van PEN Vlaanderen en beheerder van de PEN-Schrijversflat. Haar professionele ervaring als journaliste en columniste geeft zij door als gastprofessor aan het Conservatorium. Meer informatie

 

 

 

 

Reageer