1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Fernande

1 jun, 2020 Onderdeel van proses

Column door Caspar Visser ‘t Hooft

Fernande woonde met haar ongetrouwde broer Victor in een klein huis aan de overkant van een dal dat stijl afliep. Mijn optrekje – een kleine boerderij vlak aan de weg – keek erop uit. Het dorp lag op 800 meter hoogte, op een richel, het had de vorm van een croissant. Een donker bosmassief vormde een 400 meter hoog scherm. In de holte, beneden, graasden vroeger schapen, nu woekerden er bramen. Het dorp telde door het jaar heen achttien permanente bewoners. In de zomer meer, dat was vanwege de paar ‘tweede huisjes’ (waaronder het mijne). Toen Fernande jong was, in de jaren ’30 van de twintigste eeuw, beschikte het dorp over twee cafés en zelfs een hotel. Het bevolkingsaantal was minstens tienmaal zo groot als nu. Er waren zo’n twintig boerenbedrijfjes. Er was er nog maar één over. De tachtigjarige Fernande had haar dorp leeg zien lopen, het was het drama van haar leven.

Leeg dorp

Victor en Fernande waren bijzonder hartelijke mensen. Hoe vaak hebben ze me niet voor het middageten bij hen uitgenodigd! Telkens weer een echt boerenfeestmaal, in hun kleine woon- en eetkamer, waar altijd, in een gietijzeren kachel, een vuurtje brandde (met een oude poedel ervoor, op een dekentje) en waar de hele dag de kleurentelevisie aanstond, met bewegende hoofden van Californische Barbies en Kens. Ze waren blij wanneer ik weer een paar dagen in mijn huis zat, dat was een mens meer in het dorp. Altijd meegenomen. Want de eenzaamheid drukte zwaar op hen, vooral op Fernande. In haar jeugd had ze haar moeder, haar grootmoeder, haar tantes en oudtantes, kortom de vrouwen van het dorp, in de ledige uurtjes zien samenscholen, op het pleintje voor de kerk. En dan werden nieuwtjes doorgegeven, dan gingen mensen over de tong, dan vond sociale controle plaats. Afgelopen. Er was nog één andere oude vrouw in het dorp met wie ik Fernande overdag op straat, of op een bankje, regelmatig zag klessebessen. Maar erg bevredigend zal dit niet zijn geweest, die oude vrouw dementeerde. Ja, wij toeristen, al dan niet bezitters van tweede huisjes – wij beseffen niet wat een stil leed er vaak schuilgaat in die pittoreske dorpjes waar wij als olifanten in een porseleinkast doorheen stappen.  

Waar is Fernande?

De luiken bij Victor en Fernande waren potdicht. Victor was dood, waar was Fernande? Ik was sinds een paar maanden niet meer in mijn optrekje geweest. Ik hoorde het van de andere buren: Fernande had een zware hernia, ze zat in een revalidatiecentrum, beneden in de vallei. Ik besloot na afloop van mijn korte verblijf boven, op de weg terug, haar een bezoekje te brengen. Ze had haar broer verloren, met wie ze haar leven lang had samengewoond. Zelf was ze ook ongetrouwd, wat niet wegnam dat ze een dochter en kleinkinderen had. In de Pyreneeën schijnen ze op er op dat gebied altijd ruime denkbeelden op te hebben nagehouden, de samenleving was er tot voor kort matriarchaal. Hoe dan ook, ik bereidde me voor op een ontmoeting met een diepbedroefde vrouw. Fase zoveel in het rouwproces. Kwestie van je gezicht erop afstemmen. Het bleek niet nodig. Ik trof Fernande in een klinisch witte kamer aan, alles brandschoon – de kamer was misschien wel net zo groot als haar huisje, boven. Ze deelde deze kamer met een andere oude mevrouw. Ze zaten beiden rechtop in hun bedden, en kletsen! Fernande was blij me te zien. Aardig van u! Victor? Ach, het was goed zo. De hernia had niets met zijn dood te maken, ze had altijd al last gehad van haar rug, het was gewoon te ondraaglijk geworden. Nu ging het beter. Hoe lang ze nog in dit tehuis dacht te verblijven? Ze wist het niet. Ze had geen haast. Nee – dacht ik, dat had ze niet. Ze had het veel te fijn. Dat was goed zichtbaar. Ze was in haar element, ze kon gezellig kletsen.

Gezellig kletsen

Het hele revalidatiecentrum ging over de tong. Fernande en haar kamergenote mochten gewoon door het gebouw rondlopen, de maaltijden vonden in een gemeenschappelijke eetzaal plaats. En dat was stof te over voor lang uitgesponnen kwebbelpartijen. Ja, want ik werd er zelf meteen bij betrokken. Of ik onderweg, op de gang, een vrouw in een knalgroene peignoir was tegengekomen? Ja, dat was ik. Een raar mens met ongekamd haar en een dazige blik. “Ze heeft een week geleden vernomen dat haar enige zoon in de gevangenis zit, sindsdien is ze helemaal de kluts kwijt. Hij bleek in Bulgaarse vrouwen te handelen” – legde de kamergenote van Fernande uit, vanuit haar bed. “Je hoort hier dingen!” – zei Fernande. Haar ogen glommen van plezier. “Wij hebben met haar te doen,” vervolgde ze: “maar sommigen willen nu niet meer met haar aan tafel zitten.” “Bijvoorbeeld die lange met die knot en dat zure gezicht, weduwe van een kolonel” – zei de kamergenote. “Hij sloeg haar,” wist Fernande. Enzovoort.  

Fernande! – op het laatst van haar leven vond zo toch nog de omgeving waarvoor ze eigenlijk was voorbeschikt: een mensengemeenschap. Al was het niet in haar dorpje, daar hoog in de bergen. Nooit meer zouden de luiken daar opengaan. Toen ze, na een paar maanden (die ze zo lang mogelijk zal hebben gerekt) het revalidatiecentrum weer uit moest, trok ze bij haar dochter in Toulouse in. Een jaar later was ook zij er niet meer.

Reageer