1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Rivesaltes, een oord van stille moord

16 mei, 2021 Onderdeel van paysages

Column door Sarah De Vlam

Op 30 mei 2019 parkeer ik pal op de middag mijn kleine rode peugeootje op de zonovergoten immense parking van de Mémorial van het concentratiekamp van Rivesaltes. Er staan enkele auto´s, niet meer dan vijf. De meesten met een buitenlandse nummerplaat, zoals de mijne. Het is muisstil, de zeebries is gaan liggen, zelfs met zonnebril kijk ik door twee fijngeknepen oogspleten 360 graden in het rond. Ik heb over deze plek en omgeving gelezen. Het zijn de getuigen en hun vluchtelingenverhaal die me hier brengen. Zij beschreven de pastelkleurige hemel, het felle licht, de zonsondergang in de bergen – voor de Belgen een nieuw fenomeen, want in hun geheugen gaat de zon altijd onder in de zee –, de warmte die het landschap doet trillen, de typische Mediterrane vochtigheid die als een blanke voile over het vlakke droge landschap hangt en de majestueuze berg de Canigou, de laatste grote top voor de Pyreneeën in zee verdwijnen. Dit was het baken waarvan de vluchtelingen wisten dat dáár Spanje lag, de richting waar zij heen wilden.

In de buurt lagen nog twee grote kampen: in Saint Cyprien en Argelès, maar die hebben het welig tierende kusttoerisme van de Europese zonnekloppers niet overleefd. Andere, volledig geïmproviseerde vluchtelingenkampen, zoals Le Bacarès, die aan het einde van de Spaanse burgeroorlog op de naakte stranden bij Perpignan werden neergepoot, werden nog tijdens de Tweede Wereldoorlog ontruimd en afgebroken. De toerist die hier niet op zoek is naar het oorlogsverleden, zal er ook niet op botsen. Rivesaltes ligt landinwaarts, je geraakt alleen via de oude departementsweg N900 tot aan de Memorial, die als een spookkamp ten noorden van de dorpskern ligt te hijgen onder de hitte. ‘Wat valt er hier te beleven, mama?’- vraagt mijn elfjarige zoon me. ‘In ieder geval geen beachvoley’- antwoord ik wat droevig. Moest ik hier in 1942 hebben gezeten, ik zou de hele tijd, als een gek bijna, naar de Canigou hebben zitten staren. Die rots in de branding achter de prikkeldraden. Het moet vreselijk zijn opgesloten te worden op een plek waar je zicht hebt op de vrije wereld, een tantaluskwelling, een staaltje van puur cynisme, een stervende laten kijken naar een buiten bereik levenselixir. ‘We gaan het kamp en de Memorial van Rivesaltes bezoeken, jongen. Hier hebben mensen gevangen gezeten die jouw overgrootmoeder zou hebben kunnen gekend toen zij 20 jaar was.’ Hij begreep wat dat betekende, onze ‘oude oma’ overleed in oktober 2018, mijn zoon had haar ook 10 jaar mogen meemaken. Ik vind de gedachte dat wij mensen hebben gekend, of zelfs nog steeds kennen, die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, nog steeds zeer indringend en bijna een eer.

We worden de Memorial binnen geleid langs een sobere afdalende gang zonder dak. Halfweg horen we de echo’s van onze eigen stem. Mijn zoon vindt het leuk. Zijn luide scherpe lach weergalmt tussen de muren, het klinkt als de vuile lach van een opgewonden kraai die een kadaver in het vizier krijgt. Het past bij het decor, we lopen hier op de doden: De hele oorlog zijn 60 miljoen lijken, 150 sterfgevallen in Rivesaltes en veel te veel levende lijken klaar voor deportatie naar de gaskamers. Binnen in het gebouw krijgen ze een gezicht. Rivesaltes ontving eerst Republikeinse Spanjaarden die zich aan de Spaanse grens bij Le Perthus hadden opgestapeld en voor wie Frankrijk in januari 1939 de deuren opende. Ze waren welkom in wat het Vichy-regime ‘les camps de herbergement’ noemde, maar het was er nog groezelig, vuil en primitief. Een half miljoen Spanjaarden zouden in Frankrijk in ballingschap gaan uit angst voor de repressie van de dictatuur. De overheid propte hen samen in Zuid-Franse concentratiekampen. Sommigen zaten als ratten in de val. Omwille van hun communistische of anarchistische overtuiging zou een deel uiteindelijk gedeporteerd worden naar Duitse kampen, waar ze ontbeerden en vaak stierven. Dat is weinig bekend, de aandacht gaat altijd naar de grote verhalen, maar hier krijgen ze aandacht. Zwitserse fotograaf Paul Senn, vereeuwigde de Spanjaarden in Rivesaltes in 1939. Hij zou twee jaar later terugkeren naar het kamp en – opnieuw met zijn camera – vaststellen dat de Spanjaarden gezelschap hadden gekregen van een bont internationaal publiek, waaronder Joodse vluchtelingen uit België en enkele andere Belgen. Rivesaltes zou, net zoals de andere kampen in Zuid-Frankrijk, uitgroeien tot Frankrijks grootste ‘tache noire’, een tumor die men liever wegdenkt, een machinerie aan deportaties naar de Duitse uitroeïingskampen in Oost-Europa.

Ik boog me over een lange tafel waar onder glas individuele verhalen te lezen waren, vaak geïllustreerd met een macaber document van toen. Lusia Gurwicz-Drommelschlager schreef op 3 september 1942 een brief aan haar tweejarige zoon die ze voor haar arrestatie bij een buurvrouw had verborgen. Ze zat met haar man in Rivesaltes, wellicht keken ze vaak naar de Canigou, waar ze niet waren geraakt. Hun bestemming werd Auschwitz, ze keerden niet terug. ‘Lieve zoon Edouard’, schreef ze, ‘Ik weet niet of we de hoop moge koesteren elkaar nog terug te zien, maar als wij spoorloos of dood zouden zijn, ga dan naar je grootouders, bij wie jij de leegte van het verlies van hun kinderen, zal kunnen vullen. Wees goedaardig en edelmoedig.’ Ik werd helemaal stil van binnen, verlamde, zag mijn zoon verveeld op een bank liggen. Kon ik me voorstellen dat ik zoiets zou moeten schrijven aan die jongen? Nee. Het raakte me heel diep, maar mijn eigen verbeeldingskracht raakt nooit de omvang van die afscheidswoorden. Edouard bleef leven, dat was de enige troost die er te vinden was. Een verhaal, twee verhalen, duizend verhalen, het doet er niet toe. Het Joodse verhaal zijn er zes miljoen. Sommigen begonnen en eindigden in Rivesaltes, het kamp van de stille moord.   

Ik kom terug op mijn positieven. Mijn zoon wordt ongeduldig, heeft genoeg van het leed waaraan ik hem ongevraagd heb blootgesteld, we krijgen honger. We lopen het kamp uit, vrij, terug naar het licht, met eten in de frigobox in de auto. Ondervoeding was de grootste doodsoorzaak van de overlijdens in Rivesaltes zelf. Een feest voor de parasieten, bacteriën en virussen die zich op de uitgeputte lijven smeten. We wandelen nog even langs de overgebleven barakken, vervallen, met graffiti besmeurd, overgeleverd aan de mistral. Ik voel mij dankbaar, in Miranda de Ebro, het Spaanse concentratiekamp waar ik in december was geweest, stond een petrochemiefabriek. Hier in Rivesaltes een beklijvende herdenkingsplek.

De auto staat te bakken, er zijn inmiddels twaalf parkeerplaatsen ingenomen. We eten onze boterham onder de bloedhete zon, want er is geen schaduw, geen boom, niets eigenlijk. Kort daarna laat ik de motor van mijn kleine Peugeotje eens goed grommen. We rijden het kamp uit, de Canigou komt dichterbij. Alles wordt weer anoniem, en we zijn niet meer dan twee mensen die verder rijden op een Franse autoroute. Naar Spanje.

.

Sarah De Vlam groeide op in Gent. Ze studeerde geschiedenis aan Ugent (1999) en verhuisde later naar Madrid, waar ze een jaar verder studeerde aan de Complutense Universiteit. Om de erkenning van haar diploma in Spanje te krijgen, heeft ze zich bijgeschoold in acht vakken die verband hielden met de geschiedenis van het land. Gepassioneerd en geïntrigeerd door Spanje, besloot ze nog drie jaar in de hoofdstad te blijven. Ze leerde Spanje grondig kennen door er met het Cirque du Soleil mee te touren. Terug in België legde ze zich toe op het lesgeven van Spaans aan volwassenen. Ze bracht vele zomers door op verschillende plaatsen in Spanje waar ze met beurzen van de Europese Unie didactische en Spaanse taalcursussen volgde. In 2012 besloot ze terug te keren, maar dit keer naar Catalonië, waar ze met haar gezin in La Seu d’Urgell woont. Ze werkte er als docent, reisleider en organisator van taalreizen tot ze in 2018 begon met het onderzoek voor haar eerste boek, Passage Pyreneeën, dat in mei 2020 in België verscheen. Terug gebeten door een vakgebied dat ze jarenlang had ingeruild voor het taalonderwijs, koestert ze de ambitie om beide te verenigen in een nieuw pedagogisch project: Vermeylenfonds Spanje Anders Bekeken.

Reageer