1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Salève

26 feb, 2023 Onderdeel van paysages

Column door Caspar Viser ‘t Hooft

Laatst vroeg iemand me wat mijn lievelings-berg was. Ik twijfelen tussen twee bergen, de Rübli en de Salève. De Rübli is de onderkies die oprijst boven het dal van de Saanen, in het Zwitserse canton Vaud. Daar lag het chalet van ‘opanoma’ (moeders kant). Wij gingen er zowat alle vakanties naar toe, totdat ik elf was. Toen was het afgelopen. Wat een herinneringen! De Salève is de tafelberg ten zuiden van Genève. Het hoogste punt ligt op 1380 meter. De Salève is van na de tijd van opanoma en hun Zwitserse chalet. Vanaf mijn vijftiende brachten we elke zomer door in Genève, bij mijn andere grootvader (vaders kant). Hij was voor ons ‘opa-uit-genève’. Door het jaar heen ging ik ook wel eens alleen bij hem logeren, tijdens Paas- en herfstvakanties. Ja ook, wat een herinneringen! Opa-uit-genève betaalde het vliegtuig, hij haalde me op in Cointrin. Ik bleef dan zo’n week, en een wandeling op de Salève was voor mij dan een vaste prik. De Rübli, de Salève? Al la! De Salève. Daar is in ieder geval meer over te vertellen. Zoals over Frankrijk meer te vertellen valt dan over Zwitserland, Wat anders hebben de Zwitsers voortgebracht dan de koekoeksklok? – vraagt Orson Welles rhetorisch in The third man. De Salève ligt in Frankrijk.

In Chênes-Bougeries pakte ik de tram en bereikte een half uur later, na een overstap in Plainpalais, de laatste halte van de lijn, Veyrier. Dat is vlak voor de grens met Frankrijk. Ik liep langs de grenspost, soms moest ik mijn paspoort laten zien, soms niet, en zo’n vijftig meter verderop rees de wand van de Salève recht omhoog. In het begin moest je nog een gewone weg oversteken, dat was alles. Rond het begin van de jaren tachtig begonnen de werkzaamheden in verband met de aanleg van een nieuwe snelweg. In het jaar dat mijn grootvader stierf – einde vakanties in Genève – werd de A 40 voor het verkeer geopend. Ik heb deze snelweg later een paar keer genomen, hij loopt parallel aan de zuidgrens van het canton Genève, vlak onder de hoge wand van de Salève. Ik moest dan altijd aan vroeger denken, toen ik vanuit Veyrier gewoon door kon lopen naar het steile pad, langs de wand, naar boven. Nu kan dat niet meer. Dat pad is, zo te zien, onbereikbaar geworden, en daarom waarschijnlijk verdwenen. Het was een klim van ongeveer 500 meter. Het pad volgde het tracé van een oude tandradbaan. Van 1892 tot 1935 kon je met een treintje naar boven. Een tunnel, uitgegraven in de wand, was een laatste restant. Omdat ik wat claustrofobisch ben, liep ik er altijd onderdoor langs, over een geitenpaadje door de prikstruiken. Een keer stapte ik in mijn stoute schoenen: door die donkere tunnel met jou, scheitlaars! Ik was opgelucht toen ik na zo’n honderd meter lopen weer in de buitenlucht stond, en ook nogal tevreden over mezelf. Al vanaf beneden kon je helemaal boven, waar de wand ophoudt en het pad het hoge plateau heeft bereikt, een witgekalkt kasteel met torens ontwaren. Een pudding uit de negentiende eeuw genaamd ‘Château de l’Ermitage’. Het was gebouwd op de fundamenten van een ouder slot, stammend uit begin van de 16e eeuw. Deze eerste burcht werd nog in diezelfde eeuw door de burgers van Genève verwoest. Genève was een kleine, calvinistische republiek, van alle kanten omringd door gebieden waar fel-katholieke vorsten over heersten. De burcht, daarboven op de Salève, werd door de hertog van Savoye gebruikt als uitkijkpost. Tot grote ergernis van de Genevois. Ze bestormden de Salève en staken de burcht in brand. Toen tweeëneenhalve eeuw het nieuwe kasteeel werd opgetrokken, vonden de bouwers onder de resten van het oude slot het skelet van een reus. Hoe dat kon? Wat dat betekende? Niemand die er een antwoord op had. Het skelet kwam terecht in het Musée d’Art et l’Histoire van Genève. Het mysterie is nog steeds onopgelost. O ja? – denk ik. Ik weet heel goed wie die reus was. Dat was Goliath. Elke dag ging hij daar boven op de rand van de Salève staan, om dan woest gebarend de burgers van Genève, beneden, uit te dagen: Kom op, jullie ketters! Wie durft een tweegevecht met mij aan? Wie was de Genevois die hem tenslotte velde? De naam van die David zullen we wel nooit te weten komen.

Bovengekomen liep ik, onder het kasteel door, rechtsaf, naar het dorpje Monnetier. Een paar huizen, een pleintje met een gemeentehuis met boven de voordeur ‘Liberté, égalité, fraternité’. Ja hoor, we zijn in Frankrijk (departement van de Haute Savoie)! Van daaruit liep ik dan nog een paar kilometers verder, over kronkelpaden die soms abrupt, maar meestal langzaam stegen, tot aan het grote station van de téléphérique. Deze kabelbaan verbond op een andere manier Veyrier, beneden, met het hoge plateau van de Salève. Hij werd in 1932 voor het eerst in werking gesteld, om in het jaar 1975 weer te worden opgeheven. Toen ik er kwam rondzwerven bevond zich het lelijke eindstation, waarvan het voorste deel over de stijle wand van de berg hing, in een wat vervallen staat. In hetzelfde jaar dat beneden de snelweg werd geopend, werd ook de téléphérique – grondig vernieuwd – weer operationeel, wat ik niet meer heb meegemaakt. Ik loop verder, over grote stukken vlak grasland met hier en daar rotsblokken en getourmenteerde dennetjes. Rechts het uitzicht over de brede kom waarin Genève ligt – met, héél klein – de fontijn. Over de glimmende plaat van het meer, met aan de overkant de Jura. Links het wijde dal van de Arve, met in de verte de keten van de Aravis, de Parmelan, en hoog tronend boven deze voetenbanken de wit-glinsterende top van de Mont Blanc. Hoog in de lucht cirkelt een adelaar. Nog een…

Geen schepsel dat zulke scherpe ogen heeft als de adelaar. Hij ziet alles, hier beneden. Hij ziet mij, die daar op het hoge plateau loop te dagdromen. Hij ziet de groepjes vluchtelingen die tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit het bezette Frankrijk hun heil komen zoeken in het neutrale Zwitserland. Hun gids was Johan Hendrik Weidner, zoon van een Nederlandse dominee die lange tijd werkzaam was in het Theologische Opleidingscentrum van de Adventisten in Collonges. Collonges ligt vlak onder de Salève, aan de Franse kant. Omdat Johan Hendrik – naam die hij verfranste, het werd Jean – zijn jeugd in de streek had doorgebracht, kende hij de Salève als zijn broekzak. Hij kende alle paadjes, alle schuilhoeken, alle verlaten hutten en grotten. Hij was de laatste schakel van een clandestien netwerk (de ‘Dutch-Paris’) dat Engelse vliegeniers, Joden en andere mensen op wie de Duitsers het hadden gemunt redding verschafte. Honderden, zo niet duizenden, wist Jean Weidner over de Salève naar het veilige Genève te loodsen. De Duitsers, die de grens streng bewaakten, en ook ‘s nachts over de berg rond-patrouilleerden, hadden het nakijken. Nooit hebben ze Jean Weidner kunnen betrappen. Na de oorlog werd hij meerdere malen gedecoreerd, en de staat Israël verklaarde hem tot ‘rechtvaardige onder de volken’. In het Yad Vashem, in Jerusalem, is een boom naar hem genoemd. Mijn grootvader – opa-uit-genève – kende hem. Hij hoorde iemand hem eens vragen: “Maar ben je nou nooit bang wanneer je met de vluchtelingen de grens over sluipt?” Antwoord: “Nee, de Heer is toch met mij?”

Wat zei David, voordat hij Goliath versloeg? “De Heer zal mij redden uit de hand van deze Fillistijn.” Waarop koning Saul hem zijn zegen geeft: “Ga, de Heer zij met u.”

Reageer