1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

God in Nice

5 sep, 2023 Onderdeel van politiques

Column door Caspar Visser ‘t Hooft

Geen stad waarin zo duidelijk de verschillende fasen van haar geschiedenis worden aangegeven door het karakter en de ligging van haar godshuizen als Nice. Twee eeuwen geleden was Nice nog een kleine, tamelijk onbeduidende stad. Nice mag zich dan wel laten voorstaan op een illustere zoon, Garibaldi – die er in 1807 werd geboren – de stad begon zich pas te ontwikkelen toen het graafschap Nice in 1860 van het koninkrijk Sardinië, kern van het Italië in wording, werd afgesneden en Frans grondgebied werd. Daarvoor was het de bescheiden hoofdstad van een onaanzienlijke provincie, met een vesting, een vissershaven, omringd door olijfboomgaarden en de ruïnes van het oude Cemelenum. De agglomeratie beperkte zich tot wat nu de ‘vieille ville’ wordt genoemd en bestrijkt niet meer dan een paar vierkante kilometers. Nice was in vroeger tijden een Rooms katholiek bolwerk, en dat is goed merkbaar. Binnen het bescheiden bestek van het oude centrum zijn de katholieke kerken legio. De kathedraal Ste Reparate en de verscheidene kerken en kapellen stammen alle uit de tijd van de barok. De oude stad is ‘s zomers natuurlijk vergeven van de toeristen. Wacht tot ze weg zijn, dan kom je ze tegen – want dan is voor hen de kust veilig : monniken in het wit, in het grijs, in het zwart en in het rood. Het zijn penintenten, en de verschillende orden van die boetebeweging hebben elk een eigen kleur. Godshuizen voor andere geloven zijn in de oude stad van Nice niet te vinden.

Stadsuitbreiding

Vanaf het midden van de negentiende eeuw begon Nice haar hoge vlucht van top-één mondain kuuroord. Gekroonde hoofden en hun uigebreide families, aristocraten, plutocraten – de fine fleur van heel Europa en van Amerika kwam er de wintermaanden in de talloze luxehotels doorbrengen. La belle époque ! En de stad breidde zich uit. Naar het noorden, naar het westen: boulevards met aan weerszijden pastelkleurige gevelrijen vol sierlijk tierlantijn-stucwerk, squares en parken vol hoge wuivende palmen. En kijk – daar waar de gevels ophouden: de azuren glinstering van de zee ! Deze uitbreiding viel samen met een liberalisering op godsdienstig gebied. In 1854 mochten voor het eerst de protenstanten van Nice een eigen kerk bouwen en in gebruik nemen. Deze kerk bestaat nog, en heet de ‘temple Vaudois’. Hij ligt iets ten noorden van de oude stad. Waarom die naam? ‘Vaudois’ is vertaald naar het Nederlands: ‘Waldenzen’. Zo heetten de leden van de kleine protestantse minderheid die zich al sinds eeuwen in het voorgebergte van de Piemont had verschanst. Vanaf het midden van de negentiende had Nice met het oog op de stadsuitbreiding werkkrachten nodig. Dit kwam ook de Waldenzengemeenschap ter ore, met als gevolg dat veel Waldenzen-families hun bergdalen verlieten om hun geluk in het El Dorado aan de Côte d’Azur te zoeken. Ze kregen hun eigen kerk. Hij lijkt op een Griekse tempel, en doet nu dienst als veilinghuis.

Bont gezelschap

En toen kwamen de toeristen. Nee – dat is het woord niet. Dat woord, en dat waar het voor staat, is van later. Men had het over ‘gasten’ uit het buitenland. Upperclass Engelsen, Russen met oude bojarennamen, Duitse prinsen en hun gades, Franse en Italiaanse aristocraten, miljonairs uit New York, Nederlanders ook, uit de kringen waarover Couperus schrijft (Couperus zelf heeft tien jaar lang in Nice gewoond)… En die mensen moesten ook naar de kerk (dat sprak toen nog vanzelf), reden waarom er nieuwe kerkgebouwen uit de grond moesten worden gestampt. En die mensen behoorden tot de meest verschillende geloven. Voor de katholieken werd een nieuwe kerk gebouwd, een reus, aan de huidige rue Jean Médecin, maar voor de protestanten en de orthodoxen was er geen sprake van dat ze dààr God gingen loven. En zo wordt de stadswijk die in de tweede helft van de negentiende eeuw werd aangelegd – de wijk van de boulevards die parallel lopen aan de Promenade des Anglais – tot de dag van vandaag gekenmerkt door de aanwezigheid van een bont gezelschap gebedshuizen. Twee orthodoxe kerkgebouwen waarvan één, met zijn uitvormige spitsen, de grootste is buiten Rusland, een anglicaanse kerk, een lutherse kerk, een Amerikaanse ‘episcopalian’ kerk (nu gebruikt door de Frans-protestantse gemeente, opvolgster van de Waldenzengemeenschap), een Schotse kerk (nu in onbruik) – en dan, niet te vergeten, de verschillende synagogen. Die van de Sefardische Joden, die van hun Ashkenzasische broeders, die van de liberalen, die van de Joods-orthodoxen… En deze gebouwen zijn alle erg typerend. De Amerikaanse kerk, waar in de Belle Epoque de rijke New Yorkse gasten op Thanksgivingsday hun ‘season’ begonnen, zou je zo op de hoek van een oudere stadswijk in Amerika, of anders in Engeland kunnen verwachten. Pure neo-gotiek. Om maar een voorbeeld te noemen.

De tweede ring

De eerste ring om de oude stad stamt, als gezegd, uit de Belle Epoque. Sindsdien zijn er ringen bijgekomen, een tweede, een derde… De uitbreiding van Nice lijkt niet te stuiten. Maar in deze nieuwere ringen zijn de godshuizen schaarser dan in het centrum en de eerste ring. Wat wil je ? – de secularisering: mensen willen van God af, ze geven voorkeur aan de dwingelandij van idolen. In de jaren vijftig-zestig deed de katholieke kerk nog een poging aanwezig te zijn in de nieuwe wijken met hun flatgebouwen – luxe flats in de hoogten boven de stad, sociale woningen in de laagte. Met hun lelijke betonnen bouwsels in Le Corbusier-trant wilden ze modern zijn, ervan uitgaand dat ze zo dichtbij de gewone mensen zouden staan. En toen kwamen de moskeeën, en de zaaltjes waar evangelische christenen – vaak afkomstig uit de Antillen, of Afrika – samenkomen. Daar geen sprake van secularisering. Waaruit blijkt dat God zich door stadsuitbreiding niet weg laat dringen. Tja…

God in Nice

Reageer