1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Toch in Nice thuis

1 nov, 2023 Onderdeel van proses

Column door Caspar Visser ‘t Hooft

Hoe vaak ben ik niet verhuisd ! – ja, en sinds kort woon ik in Nice. Prachtige stad, mooie omgeving: de zon die van de bladeren van de palmen glijdt, het blauwe vlak van de zee dat waar je ook bent wel even de hoek om komt kijken. En toch, net zo goed hier als overal waar ik heb gewoond, knaagt aan mij de vraag : wat doe ik hier  eigenlijk? Wat ‘heb’ ik met deze stad, met deze streek ? Vraag van een ontheemde, van een – in mijn geval vrijwillige – banneling. Wat doe ik hier ? Totdat ik besef dat ik niet de enige Nederlander ben voor wie Nice een tweede thuis werd. Verre daarvan ! Tot dit besef kwam ik pas goed toen ik de oude overlijdensregisters van de protestantse kerk van Nice doorbladerde. Ik stuitte daarbij op meerdere Nederlandse namen. Vaak nogal bekende namen, Boreel, Suermondt, del Court van Krimpen… Nederlanders bij wie de levens blijkbaar dusdanig met Nice waren verstrengeld, dat ze er bleven tot hun dood. Dit stelt me gerust. Ik ben hier niet de enige, en zeker niet de eerste Bataaf. Over die landgenoten die hier stierven valt trouwens nog het een en ander te vertellen. Dat blijkt wanneer ik, geheel vrijblijvend, wat naar gegevens over hen zoek.

Roaring twenties

Nice was rond de eeuwwisseling 19e-20e eeuw, en nog tot in de jaren dertig van de vorige eeuw, een trefpunt – zo niet hét trefpunt – van de Europese fine fleur. In het winterseizoen herbergden de palaces, de villas – evenzoveel snoepjeskleurige suikertaarten, achter rijen hoge palmen – Engelse en Russische aristocraten met hun gevolg, en Amerikaanse plutocraten. Bij hen staken de Nederlanders die ‘s winters in Nice ‘de zon kwamen inademen’ (Couperus) wat povertjes af. In Nederland doe je gewoon, want dan ben je al gek genoeg, en dat gold ook voor de hoogste standen. Ze waren er daarom niet op uit met de Engelsen en Russen in uiterlijk vertoon te wedijveren. En ze waren hoe dan ook minder talrijk. Nederland is maar een klein landje. Goed, minder opvallend, minder in getal, maar daarom nog niet minder interessant. Of over Richard Mosselmans zelf nu zoveel bijzonders te zeggen valt, weet ik niet. Hij overleed in de maand april van het jaar 1920 in Nice. De kerkdienst vond plaats in de protestantse kerk. Hij was schatrijk. Een Indisch fortuin. Hij had het aan zijn huwelijk met Julia Dorrepaal te danken. En wanneer er dan dochters komen, dan hoeven die zich niet met jan-en-alleman tevreden te stellen. Een van hen, Georgina, trouwde vijf maal. Haar tweede man was een broer van lord Alfred Douglas, de minnaar van Oscar Wilde. De status van haar derde echtgenoot was nog hoger dan die van de nakomeling van een Engelse markies, hij was niemand minder dan de zoon van voorlaatste sultan van het het Ottomaanse rijk: prins Mehmed Burhaneddin. Ze hielden het samen niet langer dan tweehonderd dagen vol. Toen de prins erachter kwam dat zijn bruid had gelogen toen ze hem haar leeftijd meldde – 25 jaar in plaats van 46 jaar – joeg hij haar weg. Waarna ze troost vond in de armen van een Franse graaf (4e huwelijk). Merkwaardige levensloop, een caricatuur van de wilde ‘roaring twenties’…

Heimwee naar Indië

Vier jaar na Richard Mosselmans overleed in Nice Jan Anton Krol, emeritus predikant. Dat was in maart 1924. In het kerkregister staat vermeld dat zijn stoffelijk overschot in Menado zou worden bijgezet. Dat was voor een lijk natuurlijk een lange reis, Menado ligt in het noorden van Celebes. Waarom die stad? Alles wat ik weet is dat zijn vrouw, Jacoba Pieternella, er in 1902 was gestorven. De laatste predikantspost die Jan Anton had bezet, was die van een gemeente in Batavia. Ik vermoed dat hij daarvoor in Menado had gestaan, en dat hij daar zijn vrouw verloor – geliefde vrouw aan wie hij alle tijd die hij in Nice doorbracht bleef denken. Dat verbeeld ik me althans. Stof voor een roman. Waarom de weduwnaar Jan Anton zich in Nice had gevestigd? Ik vermoed om dezelfde reden als waarom zoveel andere Indisch-gasten er zich zo thuis schenen te voelen: de zon, de blauwe zee, de royale zwier deed hen aan Indië denken, en aan de leefomstandigheden die ze daar hadden gekend. In het register kom ik bijvoorbeeld de naam Bédier de Prairie tegen. Zo heette de moeder van Edgar du Perron. In Het land van herkomst beschrijft hij deze familie: typische Indische suikeradel.

Nicht Toja

Verwanten ben ik in de registers niet tegengekomen. Toch was de Côte d’Azur voor de familie van mijn grootmoeder een geliefde bestemming. Was dat omdat ze banden hadden met de koloniën, en ook zij in Nederland het licht en de zon zo misten? In 1929 overleed in Nice een nicht van mijn overgrootvader. Dat weet ik uit andere bronnen. Ze heette Victoria Voorduin, ze werd nicht Toja genoemd. Verre familie? Niet voor een familie waarbinnen de banden nauw werden aangehaald. Ze was de kleindochter van een gouverneur van Suriname en ze was getrouwd met een zee-officier, James Cohen Stuart. Tussen 1905 en 1907 was hij minister van Marine. Is ze in Nice begraven? Zo ja, op welk kerkhof? Ik woon niet ver van de Russische en Engelse begraafplaatsen van de stad, nog uit de tijd van de Belle Epoque. Ik geloof dat destijds veel Nederlanders in dat Engelse kerkhof zijn bijgelegd. Ik heb nog geen tijd gevonden om dat kerkhof (la Caucade) te bezoeken. Misschien doe ik het niet, om een teleurstelling te voorkomen. En om te blijven geloven dat ze daar ligt, niet ver van mij, haar neef.

Je vaderland is daar waar je doden liggen begraven. Dat is Oud-Testamentisch gedacht. In Hebron liggen de botten van Abraham, in Sichem die van Joseph. Of het hun afstammelingen rechten op het land verschaft? Sommigen zeggen ja, anderen nee. De discussie hierover is in de Bijbel zelf terug te vinden. Ik ga Nice niet voor mij opeisen omdat de resten van nicht Toja er (misschien) liggen. Ik vind het wel een geruststellend idee. Zo ontheemd ben ik hier ook weer niet.

Reageer